Adriaan Perfors

Onderduiken in het paleis

door Marc van Dijk

Opzichter Adriaan Perfors (1909-1987) woonde in het paleis op de Dam en beschermde het fanatiek tegen Duitse belangstellenden. Ook bood hij ruimte aan onderduikers en -uiteindelijk- bevrijders. Zijn zus, zijn dochter en een oud-intendant over hoe een nationaal gebouw de oorlog doorstond.

Van buiten leek het paleis op de Dam tijdens de oorlog even levensloos en verlaten als altijd, maar binnen gebeurde van alles waar de Duitsers geen weet van hadden. Een Joodse arts zat er drie jaar verscholen met zijn bouvier, bedreigde mensen zochten er regelmatig hun toevlucht en communicatie-apparatuur lag er vakkundig verborgen te wachten op de bevrijding. Er werd zelfs een bruiloft gevierd en een kind geboren.

,,Het zou een heel boekwerk in beslag nemen om precies te vertellen wat er allemaal gebeurd is”, schrijft oud-intendant (paleishoofd) P. Sickinghe in 1971. Zijn interne hofrapportage dook onlangs op, bij de voorbereiding van de tentoonstelling over de 350-jarige geschiedenis van het gebouw, die daar deze zomer te zien zal zijn. Eymert-Jan Goossens, hoofd van de Educatieve Dienst van het Amsterdamse paleis, is verrast over de feiten. ,,Tot nu toe was dit deel van de geschiedenis van het gebouw een blinde vlek”, zegt Goossens. ,,We dachten dat het voornamelijk leeg had gestaan.”

Juist om leegstand en roof te voorkomen werd vóór de oorlog besloten dat het gebouw permanent bewoond moest worden. Opzichter Adriaan Perfors (1909-1987) verhuisde in 1939 met zijn vrouw en twee jongens van 11 en 13 naar het paleis. ,,Met gezonde tegenzin”, herinnert zijn zus Wil Barnhard-Perfors (1920) zich. ,,Ze gaven hun zonnige huis in Amsterdam-Zuid ervoor op.” Het gezin belandde in de voormalige cipierswoning aan de noordzijde. ,,Ze sliepen in de 17de-eeuwse martelkamer. Het stikte er van de muizen”, zegt Barnhard. Al snel verkasten ze weer. Nu binnen het paleis; naar de voormalige conciërge-woning op de begane grond, hoek Paleisstraat -Nieuwezijds Voorburgwal. Niet lang daarna brak de oorlog uit en vluchtte de koninklijke familie naar Engeland en Canada.

Met man en macht was gewerkt om het paleis enigszins bombestendig te maken. Grote vloeren waren van onderen gestut, op zolder lagen dunne betonnen platen en overal stonden steigers. De houten plafondschildering uit de Burgerzaal (36 meter hoog) was latje voor latje naar de kelder gebracht. De opgerolde schilderijen gingen naar bunkers in de duinen. De marmeren beelden waren ‘ingepakt’ met zandzakken. ,,Een zeer treurig gezicht”, weet Barnhard nog. Ze woonde destijds in Amsterdam en kwam vaak langs bij haar broer in het paleis.

Nog in 1940 liet opzichter Perfors een schot bouwen onder een trap bij de keukens. ‘s Nachts legde hij er met zijn vrouw allerlei kostbaarheden achter: het Amsterdamse tafelzilver, maar ook de ‘regalia’ (kroon, staf en rijksappel). ,,Alles wat niet in Duitse handen mocht vallen”, zegt Adriaans dochter Willemijn Perfors (1945). Zij hoorde in haar jeugd de oorlogsverhalen van haar vader. ,,Daar werd een muur omheen gemetseld.”

In 1943 verwoestte een neerstortende geallieerde bommenwerper onder andere het gebouw waarin de Duitse Luchtmacht zich had gevestigd. Op zoek naar een nieuw onderkomen, belde een luchtmachtofficier met zijn gevolg geïnteresseerd aan bij het paleis. Opzichter Perfors leidde ze rond en loog volgens Sickinghe dat het gebouw niet warm te stoken was, waarna de mannen afhaakten. Willemijn Perfors: ,,Er was een tolk bij, mijn vader vertikte het bij dat soort gelegenheden ook maar een woord Duits te spreken.”

Het was niet de enige keer dat Perfors belangstellenden op afstand wist te houden. Ook rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart, die bij een bezoek vroeg waar hij de beste radio-opnames kon laten maken van het carillon, werd door opzichter Perfors afgescheept. Willemijn Perfors: ,,Hij bracht de technicus naar een plek waar het vreselijk galmde.”

Op hoog niveau was er getouwtrek om het gebouw. De Amsterdamse NSB-burgemeester Voûte wilde het graag als stadhuis gebruiken, dat was het geweest tot Lodewijk Napoleon er in 1808 een paleis van maakte. Seyss Inquart en NSB-leider Anton Mussert steunden dit idee aanvankelijk, maar door onderlinge onenigheid kwam het er niet van. De Duitse ‘Verwalter’, die de paleizen formeel beheerde vanuit Den Haag, wilde niets van de plannen weten. Alles moest blijven zoals het was. Wil Barnhard: ,,Adriaan had een goede verhouding met die man.”

Intussen had Perfors een kamertje vrijgemaakt voor de verloofde van zijn andere zus, de Joodse arts Leo van Lier (1913-1980) en zijn hond Boef. Al stond het hele gebouw leeg, alleen in zijn eigen ambtswoning achtte Perfors het veilig voor de onderduiker. Wil Barnhard: ,,’Dat paleis is mijn huis niet’, zei hij dan.” Willemijn Perfors: ,,In de rest van het gebouw liepen portiers en schoonmakers rond die hem wellicht zouden kunnen verraden.”

Toen Wil Barnhard aankondigde te gaan trouwen, bood haar broer -‘een familieman’- haar een diner en feest ten paleize aan. Op 25 november 1943 haalde hij de mooiste serviezen uit de kast. Wil Barnhard: ,,Na tienen mocht je de straat niet meer op. Dus had Adriaan voor alle gasten bedjes neergezet. Die hebben we niet gebruikt. We dansten de hele nacht, dat kon daar. Tot we om zes uur weer naar buiten mochten.”

Leo van Lier kon de bruiloftsgasten horen, maar bleef in zijn kamertje. Ook een ander familielid, Ben Portegies Zwart (1918-2004), miste het feest. Hij werd volgens Barnhard gezocht vanwege zijn sabotageacties tegen de Duitsers en schuilde regelmatig in het paleis. Barnhard: ,,Ben was als een vogeltje, hij bleef nergens te lang. Adriaan had een netwerk in het verzet en hielp mensen zoals Ben aan veilige adressen.”

In het laatste jaar van de oorlog overnachtten ook jongeren vaak in het paleis om de razzia’s voor de Arbeitseinsatz te ontlopen. Volgens Sickinghe waren ze tussen de 10 en 25 en sliepen ze in de Schoutskamer. Willemijn Perfors: ,,Ze kwamen ‘s avonds binnen via de ingang in de Mozes en Aüronstraat en ‘s ochtends vertrokken ze weer. Kinderen en bekenden van het personeel.”

Op oudejaarsavond 1944 namen de Perforsen afscheid van Leo van Lier. Perfors’ vrouw was in verwachting en had twee kinderen te voeden. ,,Hij vond het onverantwoord nog langer te blijven”, zegt Wil Barnhard. ,,Adriaan had een nieuw adres geregeld, er stond een fiets voor hem klaar. Leo stond stijf van de zenuwen. Ik zie hem nog wegfietsen. Doodeng. Maar hij heeft het overleeft.”

,,In april 1945 werd ik geboren”, zegt Willemijn Perfors. Geboren in het paleis, genoemd naar Wilhelmina, met wie haar vader het goed kon vinden. ,,Omdat hij altijd eerlijk was; dat waardeerde zij.”

De bevrijding naderde. Sickinghe: ,,Ongeveer 35 man van de politie BS (Binnenlandse Strijdkrachten, MvD) hebben drie weken vóór de capitulatie, in het diepste geheim intrek genomen in het Paleis.” Zo konden ze op 7 mei 1945 de telefooncentrale aan de overkant overvallen, ,,om de Duitse springladingen onschadelijk te maken en het opblazen te voorkomen.”

Ook het hoofdpostkantoor (nu Magna Plaza) lag aan de overkant. Daar konden de BS’ers meteen na de bevrijding ‘dertig telextoestellen en schrijfmachines’ afleveren, die opzichter Perfors had laten verbergen in een grote buis van de luchtverwarming van het paleis.

Zodra het nieuws van de capitulatie Perfors op 5 mei 1945 bereikte, hees hij met een vriend een door zijn vrouw vervaardigde oranje vlag boven de koepel van het gebouw. ,,Een gevaarlijke zaak”, schrijft Sickinghe. ,,Ze werden beschoten vanaf de Dam.”

De oorlog was, zo is bekend, nog niet voorbij in Amsterdam. Op 7 mei ontspoorde een opstootje in een bloedbad. Duitse soldaten beschoten vanuit de Groote Club (hoek Kalverstraat-Dam) de burgers op de Dam; met 19 doden en 117 gewonden tot gevolg. In de bestaande geschiedschrijving speelt het paleis hierin geen rol, maar zowel Sickinghe als Barnhard en Perfors stellen dat het vuren stopte dankzij een schot vanuit het paleis. Sickinghe: ,,De politie BS had vanuit het Paleis -in tegenwoordigheid van opzichter Perfors- gevuurd.” Volgens Willemijn Perfors was één raak schot met een bazooka voldoende: ,,Ze gaven zich direct over, want heel die Club lag vol munitie en wapens.”

Na de oorlog wilde Adriaan Perfors er niets meer over horen. P. Sickinghe, in 1971: ,,Aan al deze zaken is nooit ruchtbaarheid gegeven. Men vond het nu welletjes en men was te druk bezig met de toekomst om nog veel aan het verleden te denken.”

bron: Trouw 4 mei 2005

zie ook:

2 Reacties

  1. Henk Vos

    Dit verhaal heb ik heel beknopt van mijn ouders gehoord, omdat ik niet begreep waarom ik wel met Willie mocht spelen. De mensen van het Paleis waren immers fout geweest. Ik vertel dit omdat ik van in 1944 ben geboren en bij Willie op de Prinsenschool in de klas zat en zodoende het spelen bij Willie wel leuk was. Ik woonde op de Herengracht om de hoek van Paleisstraat, mijn ouders hadden daar een transport bedrijf. Dat er na de oorlog door de echte mensen van het verzet niet veel werd verteld klopt.
    Mijn ouders en grootouders hoorde je er pas jaren later over.
    Henk Vos

    Reageren
    1. Willemijn Perfors

      Dat mijn vader, A. Perfors, het verzet steunde, was zeker. Dat hij aanwezig was bij het aanwijzen van de beste strategische plek om de enige bazooka af te schieten, op de Grote Club is ook een feit. De B.S. had de bazooka niet onmiddelijk paraat. De bazooka is dan ook zonder beschermende middelen afgeschoten. Dat de overgave door de commandant van de Grote Club direkt na het afschieten plaats vond, was achteraf niet verwonderlijk. Het monumentale trappenhuis bleek op iedere tree volgestouwd met allerlei munitie en wapens. Geen wonder dat ze zich onmiddellijk overgaven. Bij een inslag in het trappenhuis van een volgende bazooka (die er niet was) was de halve straat met Grote Club en al de lucht in gevlogen. Een van de commandanten van het verzet heeft mijn vader het volgeladen trappenhuis met munitie laten zien, na de overgave van de commandant van de Grote Club. Waarom dit alles pas later naar buiten is gekomen? Er heeft iemand een Militaire Willemsorde voor ontvangen, die daar geen gecht op had. Na afloop van de oorlog vonden de mensen die daarvan op de hoogte waren het niet belangrijk om daar achteraf protest tegen aan te tekenen. Je wilde door met je normale leven en die duitse rottijd wilde je vergeten.

      Reageren

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.