Zwarte, bewegende draadfiguren, een fiets op de grond. Houdt een van hen een kind vast? Er staat een figuur stil. Er ligt er ook een op de grond, nog een. Het zijn krabbels op een gele vlakte met allerlei kleuren. De omslag van ‘Drama op de Dam’ oogt vrolijk, want Aat Veldhoen die de voorstelling maakte ging als tienjarige naar een bevrijdingsfeest. Dan besef je dat de draadfiguren mensen zijn die voor hun leven rennen. De vegen en stippen op en rond hen zijn bloed en kogels. Zij die werden getroffen staan stil of liggen op de grond. Slachtoffers van een bevrijdingsfeest. Tussen de kleurige kaften wordt hun leven voor het eerst beschreven.
Het drama
‘Drama op de Dam 7 mei 1945’ is een bijzonder boek. Samen met de bijbehorende website kwam het voort uit diepgaand onderzoek van de Stichting Memorial voor Damslachtoffers. Men vond dat de doden van die zwarte dag niet vergeten mochten worden. Waar kwam dat vergeten vandaan? Nabestaanden kregen vaak te horen dat de Damslachtoffers ná de capitulatie waren gevallen en dus geen ‘oorlogsdoden’ waren voor wie smartengeld kon bestaan. Hun dood verstoorde het idee van de ‘Nationale Bevrijding’ waar zo lang naar was uitgezien. Hun dood legde ook het falen bloot van het verzamelde verzet en het stadsbestuur die aan het feest hadden meegewerkt zonder voor voldoende bescherming te zorgen. Niet voor niets mocht op rouwkaarten en graven alleen de term ‘noodlottig ongeval’ staan. Gelukkig hield niet iedereen zich aan die regel.
Boek en website maken 75 jaar later definitief een einde aan dit verzwijgen. Naast tientallen documenten is een groot deel van de foto’s te zien die professionals van het wrede bevrijdingsfeest maakten. Een man die dood naast een ijskarretje lag bleek de gepensioneerde handelsreiziger Petrus van Dam te zijn. Verpakte bloemen wezen op een ander slachtoffer. Het nauwgezette onderzoek deed nog meer. Het bracht familieleden, buren, vriendinnen en vrienden aan het licht die vaak voor het eerst hun verhaal konden doen. Er ontstonden ontroerende en schrijnende ontmoetingen. En een jaar vóór het boek stonden er namen van hun geliefden in het stenenpatroon van de Dam op de plek waar de meeste doden waren gevallen. De slachtoffers konden publiekelijk worden herdacht.
Ik was in 2016 bij de onthulling van de 32 naam-mozaïeken, had aan een van de namen bijgedragen, maar had het boek dat daarna kwam nooit gelezen. De kern tussen die kleurige kaften bestaat terecht uit portretten van degenen die door Duits mitrailleurvuur op de Dam werden gedood of dodelijk verwond. Eromheen staan verhalen van gewonden, van doden op andere plekken in de stad, van drie verzetsvrouwen en -mannen die bij het drama betrokken waren, en analyses van hoe dit kon gebeuren. Norbert-Jan Nuij geeft terecht veel aandacht aan de operatie Three Castles, de codenaam (en een Engels sigarettenmerk) voor een actie door de Binnenlandse Strijdkrachten (BS), het gebundelde verzet. De operatie was al midden april 1945 begonnen met het sluipenderwijs in het bezit nemen van het Paleis op de Dam. Op maandag 7 mei overviel men de andere ‘kastelen’: het neogothische Hoofdpostkantoor achter het Paleis, het moderne Geldkantoor (later Handelsblad, nu Albert Heijn) en Telefooncentrale 4 daarachter in de Spuistraat. Officieel mocht de BS geen Duitse militairen ontwapenen of gevangen te nemen, dat kwam aan het Engelse leger toe. Maar in het kader van de operatie deed BS dat toch – wat achter het Paleis, bij het Centraal Station en nog andere plekken in de stad tot schietpartijen en doden leidde. Ad van Liempt beschrijft hoe dergelijke gevechten tussen 5 en 8 mei ook in Utrecht en omgeving, in Vinkeveen en Ridderkerk ontstonden. Na de capitulatie in de Randstad was er een machtsvacuüm ontstaan. In Amsterdam bleek de overmoedige uitvoering van Three Castles de lont in een klaarstaand kruitvat. De militairen van de Kriegsmarine waren niet ontwapend en namen wraak voor de de dood van hun kameraden. Vanaf het balkon van de Groote Club aan de Dam, een vergeten Castle, schoten ze in een bevrijdingsfeest dat het verzet mede had mogelijk gemaakt. Dat dit zo was blijkt uit de verhalen van de slachtoffers.
Een georganiseerd feest
Wie waren zij? Ludmilla van Santen en haar medewerkers kregen de personalia van alle 32 slachtoffers compleet en vonden van bijna allen een of meerdere foto’s. Op de vragen: met wie waren ze op de Dam, waar stonden ze, waaraan overleden ze, waar zijn ze begraven? – is ook voor bijna iedereen het antwoord gevonden. Laten we inzoomen op degenen die niet zomaar waren gekomen.
Twee van de 32 waren in ‘functie’: Johannes Bobeldijk (44) was aanwezig als groepscommandant van de BS en Wim van den Boogaard (30) als BS mitrailleurschutter; hij filmde het feest tot hij getroffen werd. Nog drie anderen waren ‘werkzaam’ op de Dam. Popke Bakker (32) van de verzetsgroep Vrij Nederland (VN), lid van een bekende verzetsfamilie, werd dodelijk getroffen toen hij in opdracht van VN-chef Henk van Randwijk, die de menigte toe zou spreken, het dakje van het spreekgestoelte afhaalde. Hans Ooms (16) stond niet ver daar vandaan met zijn moeder in de galerij van het Paleis; ze hoorden bij het koor van het Leger des Heils en zouden dankliederen gaan zingen voor de bevrijding. Johannes Straatmeijer (44) tenslotte stond met bloemen op de Dam. De mensen zochten veiligheid achter zijn kar. Zijn vrouw Henriette raakte gewond, hijzelf werd dodelijk getroffen.
Duidelijk is dat zij niet op de Dam waren voor zomaar een ‘spontaan feest’, een ongeregelde samenscholing. Dat lijkt in de berichten vaak wel zo. Vaak worden de slachtoffers onvoorzichtig genoemd. Enkelen waren door ouders of familie gewaarschuwd om niet te gaan. Op 5 mei waren er meerdere doden gevallen in Amsterdam, en op de ochtend van 7 mei opnieuw. Maar hoe kon je dat weten? De mensen zagen een tent staan bij het Paleis, een spreekgestoelte waar de voorman van het Amsterdamse verzet ging spreken, het orgel het Snotneusje speelde en het koor van het Leger des Heils zong misschien al in. Op het filmpje dat Wim van den Boogaard kon maken voordat hij werd geraakt lopen overal BS-ers rond. Verpleegsters in uniform staan met hun handen aan elkaar als een lint vóór een deel van het publiek. Dit is een feest van het gezamenlijke verzet.
Toch hebben veel Mokummers het feest niet vertrouwd. Het is opvallend dat bijna de helft van de 32 geportretteerden niet in Amsterdam werd geboren. Enkelen woonden er niet, anderen nog niet lang. Henk Diekmeijer (46), in Muiden geboren, woonde in Amstelveen. Eierhandelaar Jan Goede (68), die op de fiets was gekomen, was op en top Landsmeerder. In dat dorp woonde ook Hilligje Mastenbroek (20), die bij een joods gezin op de Prins Hendrikkade werkte. Zij kreeg de sneden in haar hals waarschijnlijk door het brekende glas van een winkelpui op de Dam. Anderen overledenen kwamen oorspronkelijk uit Grootebroek, Gouda, Zwolle, Harlingen, Leeuwarden, Hengelo, Gestel bij Eindhoven, Middelburg en elders. De Limburgse verzetsfamilie Feller vluchtte begin 1940 vanwege anti-Duitse activiteiten in de jaren ervoor uit Belfort naar Amsterdam. Frans (18), zijn schoonzus Petra en de kleine Annie in de kinderwagen kwamen onder vuur te liggen. Frans stierf aan schotwonden, een buikschot en darmperforaties.
De slachtoffers en hun nabestaanden
Uiteindelijk gaat het om die 32 dodelijke slachtoffers en allen om hen heen. Er waren helden onder de doden. Strijkster en artieste Sophia Vemeulen-de Vries (52) redde haar kleinzoon Rodney door op hem te springen. Zwaar gewond werd ze op een vuile handkar weggevoerd. Twee dagen later overleed ze aan de infecties. De 19 jaar oude Han Hutjes, vluchteling uit Arnhem en leerling van het katholieke Ignatiuscollege, nam een ‘snoekduik’ om een jongetje te redden en werd daarbij dodelijk geraakt. Via de Telegraaf vond het jongetje van toen in 1988 uit wie zijn redder was geweest. En de betonwerker Janus Stad (26) die vier jaar ondergedoken had gezeten, was met zijn buurmeisje Jopie op de Dam toen het schieten begon. ‘De mensen liepen over ons heen en wij liepen over andere mensen heen …. Janus beschermde mij … en riep ‘Bukken!’. Plots zei hij ‘Ik ben geraakt’. ’s Avonds overleed hij in het Binnengasthuis.
Vier van de Damslachtoffers waren ouder dan 60. De senior was de 74-jarige Hendrik Smit. Zijn naam dook pas begin 2016 op. Hij was elf jaar op zee en diende bij de Marine, onder andere in Venezuela en op Lombok. Terug aan wal was het armoe troef. In februari 1945 kwam Henk in het nieuws omdat hij elke twee weken van de Marnixstraat naar de Nieuwe Oosterbegraafplaats liep om het graf van zijn oude commandant te verzorgen. Smit werd op de Dam door acht kogels geraakt, maar bleef nog tien dagen in leven. Bij zijn begrafenis liepen de dragers langs het graf van zijn oud-commandant, wat tot extra kosten leidde. Dat accepteerde de verzekering niet, de weduwe bleef achter met honderd gulden schuld. Dien Buddingh-van der Flier, bakkersdochter en kantoorbediende, was pas 27. Zij stierf als laatste van de 32. Ze kreeg op de Dam een kogel in haar knie. In het ziekenhuis bleek dat mensen met verwondingen aan het bovenlichaam voorgingen. Toen ze terug kon komen moest haar onderbeen worden geamputeerd – penicilline was er vooral voor militairen. Dien overleed op 22 juni 1945. Haar dochtertje was toen een half jaar oud.
Iets meer dan een derde van de slachtoffers was vrouw. Een kwart van de doden was jonger dan 20. Naast Han Hutjes overleden nog vijf scholieren: Bep de Boer (16), Truus Boelen (15), Wim de Leeuw (13) en Rita Overdijk (12). De achtjarige Gerrie Cornelisse was de jongste. Er is weinig over hem bekend, ook geen foto. Zijn ouders hadden bakkerij De Korenschoof op de Willemsestraat 171. Hij was met zijn oudere broer Jan naar de Dam gegaan, waar ze elkaar kwijt raakten. Toen Gerrie niet thuis kwam ging men overal bellen en kwam uiteindelijk in de Oude Kerk terecht. Daar vonden ze hun jongen dood. Zijn bijnaam op de Marnixschool was ‘Bolletje Bink’.
De verhalen van de nabestaanden zijn zo mogelijk nog schrijnender. Vaak vertellen zij voor het eerst over hun verdriet en over de gevolgen die de dood van hun ouder, grootouder, neef, schoolvriendje of buurmeisje hadden. Los arbeider Nol Stroop (40), geboren in het katholieke Oosterhout, mocht van de pastoor niet in gewijde aarde worden begraven, ‘omdat hij zijn Pasen niet had gehouden’ (niet gebiecht en niet ter communie gegaan). Zijn weduwe vroeg bij Sociale zaken een uitkering aan, maar kreeg die niet omdat haar man de kortste weg naar zijn baas had moeten nemen, en dus niet op de Dam had mogen staan. Bij de weduwe van Herman Budde (29), Klazina Kok, die met drie kleine kinderen achterbleef en met haar tweede man nog zes kinderen kreeg, leidden de vele weigeringen om ondersteuning te verlenen tot een levenslang trauma. Over vader Herman werd nooit meer gesproken.
Conclusie
‘Drama op de Dam’ van Ludmilla van Santen en Norbert-Jan Nuij is een kostbaar boek. Het onthult wat er op 7 mei 1945 misging en werpt nieuwe vragen op. Het brengt ondanks het drama het leven terug van mensen over wie wij lange tijd liever zwegen. Het laat zien hoe bevrijdend spreken kan zijn.
Pim Ligtvoet juni 2020
Views: 1803