Will (*1935) en Truus (*1938) Hendriks
Via dochter Caroline spraken we met Will Hendriks. Als 10 jarige was ze met haar zusje Truus van 7 jaar op de Dam; bij het vluchten raakte hun moeder gewond.
Ons gezin woonde met zes kinderen in de Spaarndammerbuurt. Vader was tewerkgesteld in Duitsland. Mijn broer van 21 jaar studeerde en kon zo thuis toezicht houden op ons welzijn.
Op 7 mei 1945 mochten mijn zus Truus en ik samen met moeder mee naar de Dam, iets waar mijn broer woorden over had met moeder; hij had liever gehad dat we niet gingen. Maar het was feest, dus moeder had prachtige oranje strikken voor in ons haar gemaakt. Via de Nieuwendijk kwamen we op de Dam en we stonden heel dicht bij het draaiorgel.
Voor mijn gevoel werd er vanuit het niets geschoten. Mijn moeder trok ons mee en door de vluchtende mensenmassa werden we het steegje ingeduwd, heel veel mensen in die steeg, de Roode Leeuw binnen. Daar aangekomen stond ik in een ruimte vol met mensen, maar mijn moeder en zusje was ik kwijt. Iedereen was druk, er was angst en paniek, mensen zaten daar zenuwachtig te doen, we werden in De Roode Leeuw opgevangen. Ineens was mijn moeder daar, met mijn zusje. Moeder was bij het wegrennen onder de voet gelopen, mensen hadden over haar heen gelopen, over haar hoofd en zo, ze zat onder de plekken en wonden, ze was bont en blauw.
We hebben daar denk ik een uurtje gezeten en toen het weer rustig was, zijn we naar huis gelopen, waar onze broer boos op ons stond te wachten. Hij was de stad ingelopen om ons te zoeken, maar kon ons nergens vinden. Maar natuurlijk was iedereen blij dat we weer thuis waren. Voor zover ik weet heeft moeder zich niet door een arts laten behandelen aan haar wonden, ze was allang blij dat ze het overleefd had. Ik heb er geen trauma’s aan overgehouden.
Voor zus Truus is dit alles echter nog steeds erg emotioneel en roept het nare herinneringen bij haar op.
Het orgel speelde “rats, kuch en bonen” en er was feest, we waren blij. Tot er plots van de ene en de andere kant af geschoten werd. Rennende mensen, rennen, rennen, allemaal richting de Nieuwendijk. Ik zag meerdere mensen neergeschoten worden, die op de grond vielen, het was vreselijk. Dat heeft zo vreselijk veel impact op me gehad. Ik was pas 7 jaar. Moeder had ons aan de hand en we renden met de massa mee, de Nieuwendijk op en rechtsaf het steegje in, naar de Roode Leeuw. Daar is mijn moeder gevallen, en ik werd door de mensen meegesleurd. Er was een man die over moeder heen ging staan, die met zijn armen wijd uit ging staan om haar te beschermen. Hij riep “stop, stop, hier ligt een vrouw op de grond”. Zo kon ze toen opstaan. Anders was ze dood geweest, dan hadden ze haar doodgetrapt.
In de Roode Leeuw ging iedereen naar boven, het hotel in, via een klein trapje, 5 of 7 treden en een deur. Het hele hotel zat vol met mensen; heel veel mensen die gewond waren. Een mevrouw die geraakt was met een klein kindje van ongeveer een jaar of anderhalf jaar op haar arm, ook dat kindje was beschoten, maar leefde nog. Ook andere mensen, waarvan een in zijn arm was geschoten en de ander in zijn been. Die beelden vergeet je nooit meer.
Ik was iedereen kwijt. Ook mijn zusje. Ik was aan het zoeken en het kijken en toen zag ik mensen zitten. Een mevrouw vroeg me “waar is je moeder?” en toen zei ik “die ben ik kwijt”. Ze heeft toen hulp gehaald en zo kwamen we weer bij elkaar. We zijn daar nog lang geweest en met hun bescherming zijn we later via allerlei straatjes naar huis gegaan.
Ik heb ook de filmpjes gezien. Dan zie je precies hoe het was. Ik ben er nog steeds van slag van.
Augustus 2015
Gerelateerde Berichten