Als 8-jarige getuige van de schietpartij op de Dam op 7 mei 1945 wil ik ook wel getuige zijn van de onthulling van het monument voor de slachtoffers van die terroristische daad vanuit de Grote Club.
Die gebeurtenis staat nog altijd in mijn hoofd geprint.
Een dag eerder maar misschien wel de ochtend van diezelfde dag hadden wij, jongetjes en volwassenen uit de Haarlemmerstraat, de straat op de Herenmarkt open gebroken om de stenen in de Haarlemmerstraat tussen de tramrails te leggen. De Canadezen zouden vanuit de richting Haarlem door onze straat de stad binnentrekken. Wij dachten dat dat moeilijk zou zijn omdat de straat open lag aangezien de houten blokjes tussen de rails in de noodkacheltjes waren opgestookt.
Maar de Canadezen kwamen niet.
Toen hoorden wij dat zij op de Dam zouden komen. Wij gingen ernaartoe, al was het maar om ze te zien en ze toe te juichen.
Ik ging ongeduldig vooruit. Mijn vader en moeder zouden met mijn zusje later komen.
In de geweldige drukte was het voor een kleine jongen moeilijk om wat te zien, maar wel zag ik tussen de mensen iets rijden met soldaten erin. Canadezen of Duitsers, die toen nog moffen heten.
Plotseling brak de hel los.
Het schieten. Vanuit de Grote Club.
Een chaos van weg vliegende mensen en voor ik het goed en wel besefte lag ik met andere mensen in een lange rij achter de voet van een van de grote lantaarnpalen voor het paleis.
Toen er sprake was van een pauze in het geschiet, holde ik weg, langs de Nieuwe Kerk naar de Nieuwezijds om terug naar huis te rennen.
Op de Nieuwezijds zag ik een man doodstil voorover op straat liggen.
Toen het schieten weer begon vanaf het Centraal Station werd ik door iemand vanachter de openstaande voordeur in het trapportaal getrokken, waar meerdere mensen stonden te schuilen.
Later ben ik in een lange sprint naar huis gehold, waar mijn ouders ongerust naar mij uitkeken
Zij waren ook naar de Dam gegaan en hadden zich verscholen in een pand tussen de Nieuwendijk en het Damrak, waarvan de ramen waren ingeslagen.