De verzetsstrijder die op de valreep wordt gefusilleerd of de soldaat die juist voor het sluiten van de vrede sneuvelt: grotere clichés van zinloos bloedvergieten zijn nauwelijks denkbaar.
Foto’s van dergelijke gebeurtenissen blijven lang op het netvlies hangen. Beroemd werd de foto die W.F. Leijns maakte van de slachtpartij die vandaag 42 jaar geleden werd aangericht onder Amsterdammers die op de Dam verzameld waren voor een bevrijdingsfeest. De foto toont een mensenhorde die in totale paniek een goed heenkomen zoekt voor de kogelregen die vanaf het gebouw van de Grote Club wordt afgevuurd. Een aantal kruipt weg achter een draaiorgel of bakfiets. Enkelen blijven, dood of gewond, op straat liggen.
De foto van Leijns siert de omslag van het fotoboek “De Dam 7 mei 1945′ van Flip Bool, directeur van het Nederlands foto-archief, en de historica Veronica Hekking. Een groot aantal fotografen was op 7 mei op de Dam verzameld om het bevrijdingsfeest vast te leggen. Op basis van veel nooit eerder gepubliceerde foto’s tracht het boek de dramatische gebeurtenissen op die dag te reconstrueren.
In de Grote Club – dezelfde plek waar nu de redactie van de krant is gevestigd en dit artikel wordt getikt – wachtten de zevende mei manschappen van de Duitse Kriegsmarine de komst van de Canadese troepen af. De atmosfeer was explosief: de Dam was afgeladen met een mensenmenigte, vrachtwagens met gewapende Duitse militairen reden af en aan en er waren in de directe omgeving schietpartijen met de Binnenlandse Strijdkrachten.
Of de aanleiding nu de beschieting was van een auto van de Wehrmacht op de Nieuwezijds Voorburgwal is niet geheel duidelijk, maar rond een uur of drie verloren de Marine-soldaten hun zelfbeheersing en namen de samengepakte feestvierders onder vuur. Wie vanaf de kamers in de Grote Club het riante schootsveld bekijkt beseft dat er weinig voor nodig was om een totale chaos in de mensenmenigte te veroorzaken.
“Een mensenmassa in paniek is zoiets als een vloedgolf, een kudde wildgeworden bizons”, aldus een ooggetuige, die voorts beschrijft hoe een oude vrouw wordt platgeperst: “Zij was blauw tot haar lippen en deinde, mond en ogen wijd opengesperd, met de mensenmenigte mee.” Tweeëntwintig mensen werden doodgeschoten of dodelijk verpletterd onder de massa. Er vielen honderdtwintig gewonden.
Wat in de foto’s opvalt zijn de details: de enkeling die schijnbaar achteloos wegwandelt tegen de achtergrond van de terugwijkende mensenmassa, het kleine meisje dat verlaten op de Dam staat, terwijl de omstanders in een lint dekking zoeken achter een lantarenpaal, de slachtoffers temidden van omvergegooide kinderwagens en een opmerkelijke hoeveelheid achtergebleven schoenen.
Hoe indrukwekkend het fotomateriaal op zichzelf ook is, de ooggetuigenverslagen die in het boekje zijn opgenomen geven pas werkelijk reliëf aan het drama van de zevende mei. Zo leest het proces-verbaal van C. F. Overhoff, gewestelijk commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten, als een roman. Als voorzitter van de effectenbeurs en als commandant voortgekomen uit de (rechtse) Ordedienst was Overhoff in Amsterdamse verzetskringen niet onomstreden. Zijn optreden op de Dam dwong echter allerwege respect af.
Toen het schieten rond drie uur ’s middags begon, liet de commandant zich onmiddellijk per motor met zijspan vervoeren vanaf de Dam naar de Kommandantur van de Duitsers op het Museumplein. Daar pikte hij de officier Bergmann op. “Dass ist natürlich wieder die verdammte Marine”, moet de Hauptmann vanaf de zijspan boven het motorgeweld hebben uitgeroepen toen hij hoorde dat de schietpartij vanuit de Grote Club plaatshad.
Terug op de geheel ontruimde Dam bleek de strijd verhevigd en uitgewaaierd in de omgeving. De twee mannen braken door de prikkeldraadversperring rond de Grote Club en drongen het gebouw in. Binnen bleken alle verdiepingen, inclusief het dak, bezet met tot de tanden bewapende Marine-manschappen. Op bevel van Bergmann werd het vuren aan Duitse zijde gestaakt. Overhoff gaf hetzelfde bevel aan de mannen van de Binnenlandse Strijdkrachten. Op die manier werden een aantal brandhaarden geblust die inmiddels waren ontstaan op het Damrak en bij het station.
Het had niet veel gescheeld of de missie was mislukt en het bloedvergieten had een nog grotere omvang aangenomen. “Voortgaande in de richting Centraal Station hoorden wij een levendig geweervuur en gekomen op de hoek van het Victoria-Hotel, werd de motorrijder door een doodelijk schot in het hart getroffen. Hij was terstond dood en gleed zijdelings van het zadel”, schrijft Overhoff. “Daar zijn laatste daad geweest was de motor op den vrijloop te zetten slaagde ik er in het voertuig snel tot stilstand te brengen, zoodat er geen verder ongeluk gebeurde.”
Door Steven Adolf, gepubliceerd in NRC 7 Mei 1992