Overgenomen artikel uit Terugblik, maandblad Documentatiegroep ’40-’45.
pagina 193 t/m 196, getuige F.C. Poldner
MOORDPARTIJ OP DE DAM, 7 mei 1945
Officieel was de 2e Wereldoorlog op zaterdag 5 mei 1945 afgelopen, doch enkele verdwaalde groepen Duitsers wilden daar niet aan. Zo ook een groep van de Kriegsmarine in De Grote Club (hoek Paleisstraat/Dam/ /Kalverstraat), een gebouw dat voor de oorlog in gebruik was als een soort sociëteit. Tijdens hun verblijf hebben de Moffen daarin voor bijna 4 ton beschadigd.
Op het trottoir voor het gebouw was een prikkeldraadversperring aangebracht. Teleurgesteld over het feit dat ze de oorlog verloren hadden, wilden zij zich niet houden aan het bevel tot overgave en verschansten zich in dat gebouw. Op grond van een afspraak tijdens de Duitse bezetting tussen directeur van het Amsterdamse filiaal van de Schweizer Press-Telegraph te Zurich (zie mijn artikelen in ons Maandorgaan van december 1970 nr. 79, februari 1971, nr. 81 en maart 1972, nr. 93) en de leiding van het illegale Parool, zou ik Het Parool helpen zodra de bevrijding daar was. Die maandagochtend 7 mei 1945 werd ik door een koerierster opgeroepen en meldde mij in het gebouw van De Telegraaf aan de Voorburgwal. In de loop van de dag kreeg ik opdracht naar een gebouw van de Fox film te gaan op het Rokin (nabij de Dam) om daar de losse nummerverkoop van het eerste nummer van het legale Parool te organiseren. Hieronder volgen dan mijn persoonlijke herinneringen van die beruchte dag:
Daar komen ze!
Als we in de voormiddag doende zijn om met trots ons eerste legale product ten toon te stellen voor de massa vreugdevolle nieuwsgierigen die op deze maandag het Rokin en de Dam bevolkt, horen we buiten op het Rokin rumoer, dat steeds maar aanzwelt en overgaat in gejuich. Naar buiten stormende ontdekken we een paar kleine gevechtswagens met daarbovenuit enkele van onze bevrijders. “Wat zien die jongens er vermoeid uit”, is onze eerste uitroep. Oorverdovend het lawaai. De wagens worden bestormd door de uitgelaten jeugd van Amsterdam en dan zijn ze haast niet meer te zien. Nee maar, nu is het gebeurd met die moffen!! De wagens zijn intussen verdwenen, waarna Rokin en Dam weer volstromen met zich nu weer vrij voelende Nederlanders. Enkele voorzichtigen, die weten dat er nog voldoende bewapende Duitsers in de buurt zijn, blijven op eerbiedige afstand van de Dam in portieken de situatie gadeslaan. Bij de gevechtswagens is o.a. ook een doodgewone auto en daar bovenop zit een heel andere figuur, een oorlogs-korrespondent. Hij zit daar hoog en droog en kan alles goed overzien. Op een gegeven moment horen we schoten knallen en rennen weer naar buiten; we willen graag zien wat er gaande is. Je kunt merken dat die dikke oorlogs-korrespondent voor hetere vuren heeft gestaan; hij is heel niet bang. Bij het vallen van de eerste schoten draait de auto om de zich daar bevindende schuilkelder voor het VVV-kantoor; de man springt er af en blijft rustig staan kijken. Het vuren houdt even aan en tot onze grote ontsteltenis zien we, dat de Moffen uit De Grote Club op de weerloze massa feestvierenden op de Dam schieten. De mensen deinzen, verschrikt achteruit en zoeken, voor zover dat mogelijk is, een goed heenkomen, allerlei attributen op den Dam achterlatende. We zien lege kinderwagens, tasjes, een bakfiets, viskar, paraplu’s zelfs een draaiorgel. De orgelbaas is wellicht verdwenen of heeft dekking gezocht achter zijn instrument. Een ontzettend schouwspel; vele gewonden liggen her en derwaarts. De menigte is in een staat van geweldige opgewondenheid. Waar komen ze vandaan? Men weet het niet, maar overal duiken plotseling padvinders op in de van voor de oorlog zo bekende uniformen en vele andere hulpvaardigen, waaronder EHB0-ers met witte vlaggen gewapend, op weg naar de Dam. Spoedig komt de eerste handwagen langs met een gewonde…. Het vuren is gestaakt. En wat nu gebeurt, is haast onverantwoordelijk van die mensen; ze gaan naar de Dam terug. De gehele kluwen van mensen gelijkt op een onder druk gebracht stukje elastiek dat — nu die druk Is weggevallen —direct terugspringt. Er volgen nog enige vuurstoten, die dood en verderf zaaien.
Het vuur wordt beantwoord
Nu komen onze BS-ers oprukken terwijl eveneens een aantal marechaussees In hun vooroorlogse blauwe uniformen tevoorschijn komt, sommigen met revolvers, anderen met karabijn of stengun. Het moffen vuur wordt door de Nederlanders beantwoord. Het publiek wordt wat rustiger, eigenaardig genoeg, want men kan begrijpen dat het nog lang niet is af gelopen. Integendeel. Het begint pas. Een auto – met open laadbak en aan beide zijden zitbanken — vol Grünen komt aanstormen. Ze zien de schietende Nederlanders en rijden In volle vaart door. Onderwijl wordt één hunner geraakt en hangt levenloos over de zijkant van die wagen. De volgende Duitse auto maakt onmiddellijk rechtsomkeert en verdwijnt aan de overkant van het Rokin langs de Robaver.(Rotterdamse Bank). In de verte nadert een sectie van de BS (ongeveer 25 man) en rukt op naar de Dam, voorzien van stenguns. Op het moment dat uit de richting van het kledingmagazijn van Peeck en Cloppenburg (hoek Dam/Rokin) weer vijandelijke schoten komen, laten ze zich vlak voor ons gebouw plat op de grond vallen en op bevel van hun commandant ratelen tegelijk alle stenguns richting Dam. Wat een lawaai tussen die huizenblokken, Het geluid weerkaatst aan alle kanten. De voorste man (waarschijnlijk de commandant) laat zijn stengun vallen. Hij is gewond en direct neemt de naast hem liggende BS-er de stengun over en vuurt door. Hij wordt door eigen vuur van achteren geraakt en een kogel dringt in zijn longen. Blijkbaar wilde hij een commando naar zijn makkers die achter hem liggen doorgeven en richtte daarom zijn bovenlichaam even op, met gevolg dat een kogel uit de stengun hem raakte. Tijden een pauze wordt hij naar de overzijde van het Rokin gesleept en de rest van de mannen verspreidt zich. Er komt versterking. Een rode postauto komt in snelle vaart aanrijden en stopt voor het kantoor van de VVV. De deuren worden opengegooid en een aantal BS-ers stormt naar buiten, stengun in de aanslag. Het wordt steeds gevaarlijker voor de burgers, maar de meesten schijnen dat niet te willen begrijpen. Ons gebouw is intussen ook volgestroomd met mensen. Het is niet te voorkomen; opgepakt staan we met z’n allen en zien hoe de toestand zich buiten ontwikkelt. Ik kan het niet laten en wil op de hoogte blijven van de situatie. Oeiiiii…….. daar valt een knetterende slag als bij een hevig onweer, gevolgd door het rinkelen van glas. Men zegt dat men met een Amerikaanse pantservuist (Bazooka) uit het Koninklijk Paleis op De Grote Club heeft gevuurd. Wat een slag was dat. Allen in de kamers en de gang. Natuurlijk moeten die mensen bescherming genieten. Men voelt zich althans enigszins veiliger in een stenen gebouw, maar een volgepropt huis is daarvoor nu niet bepaald bevorderlijk in het geval dat het in het oorlogsterrein zou komen te liggen. Zo nu en dan kijk ik uit het raam om te zien of het rumoer dichterbij komt. Intussen is de politie doende om de mensen uit de huizen te halen en ze via het Rokin en diverse steegjes te laten afvloeien. Ook wij gaan het gebouw ontruimen. Kinderen zijn hun ouders kwijt en ouders lopen naar hun kinderen te zoeken. Verschrikkelijke tonelen spelen zich af.
Naar huis
’s Middags had ik de verkochte kranten al afgerekend en met zakken vol geld verlaat ik het gebouw. Door de steeg naar de Kalverstraat om naar het kantoor op de N.Z. Voorburgwal te gaan, mogen we niet; dan maar verderop proberen. Ook tevergeefs. Wat ik ook praat met BS en politie, het lukt me niet ze te overreden om me door te laten, ondanks een “pasje” dat ik in mijn bezit heb. Het is veel te gevaarlijk, vinden ze. Tenslotte besluit ik maar naar huis te lopen, handen op de zakken. Morgen zien we wel verder. Deze moordpartij kostte 19 mensen het leven en 117 werden er gewond!
Naschrift
De door mij toen waargenomen oorlogscorrespondent blijkt achteraf de Britse journalist Marsland Gander te zijn geweest, die 30 jaar later Amsterdam opnieuw heeft bezocht, nu op uitnodiging van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken (zie Het Parool van 5.5.’75). Gander “Toen we op 7 mei 1945 Amsterdam binnenreden, zat ik bij een kleine Verkennerspatrouille, bestaande uit 2 gevechtswagens en 2 of 3 jeeps van het 49e Reconnaissance Regiment van het Eerste Canadese Leger. We werden geestdriftig begroet door de Amsterdammers, maar er liepen nog overal gewapende Duitsers rond. Toen we tegen het middaguur op de Dam kwamen, waar gewapende Duitsers op wacht stonden, heb ik de luitenants van onze patrouille overgehaald om terug te trekken naar de omgeving, van Amsterdam, omdat de situatie te geladen was met die gewapende Duitsers. Hoewel ik niets te vertellen had — ik was als korrespondent tenslotte maar passagier — hebben zij daaraan gehoor gegeven. Een paar uur later ontstond het bloedbad op de Dam, daardat de Duitsers gingen schieten. Na dat bloedbad kregen de militairen met wie ik meereed opdracht om in Amsterdam de orde te gaan herstellen, we gingen erheen met zes gevechtswagens, maar toen we aankwamen bleek dat de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten de situatie al meester waren. Op 8 mei kwam pas de grote troepenmacht van de Canadezen door Amsterdam. Ik herinner me nog dat later de formele overgave van de Duitsers plaats had in de kamer van de burgemeester”.