Hans Caspers stuurde ons onderstaand verslag over de gebeurtenissen van 7 mei 1945. Er werd bij hem thuis nooit over gesproken, het onderwerp was taboe. Nu hij 75 is, wil hij voor zijn kinderen zijn geschiedenis op papier zetten, en daar horen zijn belevenissen over deze dag ook bij.
Ook al was ik slechts 6 jaar, enkele herinneringen staan diep gegrift in mijn geheugen.
We gingen naar de Dam om onze “bevrijders” te zien.
Op die 7e mei 1945 stond ik met mijn moeder op de hoek van de Nieuwendijk en Dam te kijken naar het hoekpand tegenover ons. Daar zaten Duitse militairen in, eentje stond er buiten voor de deur. Het wapen voor de borst.
Hij riep af en toe iets naar binnen, ik begreep niet wat hij riep. Ik was 6 jaar en verstond geen Duits. Rond om me heen hoorde ik mensen roepen “ze zijn al in de stad”.
Om even later te horen “ze zijn al op het Rembrandplein”.
De sfeer om me heen was chaotisch en vol spanning. “Ze komen er aan”.
Op een gegeven ogenblik viel mijn oog viel op een fietser die aan kwam rijden over de Nieuwendijk. Een jongeman, in een lichte gabardine regenjas. Hij leek mij gehaast en angstig. Toen klonk een schot, een enkel schot.
De fietser viel als een blok om zonder enig geluid.
Hij lag met z’n voeten naar me toe, op zijn rechterzijde en bewoog niet meer.
Ik heb niet gezien wie op hem geschoten heeft.
Gelijk na dat schot reageerde de Duitse soldaat door ook te schieten, een schot.
De man die al een hele tijd voor zijn neus heen en weer stond te springen met de handen omhoog, rende als een haas weg, richting Nieuwe Kerk.
Iedereen die daar stond te kijken schrok zo van die schoten, dat er maar een gedachte opkwam, weg wezen hier. Ik heb mensen in de richting van de Nieuwe Kerk zien hollen, de meesten gingen echter richting Damrak. Wij tweetjes ook.
We renden hand in hand naar het Damrak, hoorden het schieten achter ons, mensen stoven alle kanten op. Om te schuilen gingen veel mensen het eerste beste restaurant op het Damrak in. Ik schat dat het toch wel een groep was van een tien – twaalf personen.
Mannen en vrouwen. Ik weet nog hoe donker het daar binnen was. En de stilte die over ons heen viel, ik kwam in een wereld die ik niet kende. Volkomen verbaasd was ik over het feit dat er iemand aan een tafeltje zat te eten. Het beeld van die etende man heb ik lang bij me gedragen. Het was een kalende man, hij zat aan een tafel langs de muur gewoon te eten, hij keek ons aan en deed net of het hem niet aanging wat er om hem heen gebeurde.
Anders dan het aanwezige personeel, die werkte ons zeer efficiënt naar buiten toe, er uit!!!
Ja maar ze schieten hoorde ik een vrouw zeggen, de man in het zwart zei ons, dat hij daar niets mee te maken had, d’r uit!!! Via de zij deur kwamen we in de steeg er naast terecht.
Die steeg was niet recht, in de kromming staande kon men ons niet zien staan vanaf de Nieuwendijk of Damrak. Iedereen bleef in de bocht staan. Ik hoorde geen schieten meer, echter de mensen waren bang, ze durfden er eigenlijk niet weg.
Steeds was er wel iemand die even “om de hoek gluurde”, dan hoorde ik zeggen “ze zijn er nog”. Later hoorde ik van mijn moeder, dat ze bang waren voor die mannen die met wapens door de stad liepen.
Voor me gevoel hebben we er lang gestaan voordat we het lef hadden om er weg te gaan.
Via het Damrak en Prins Hendrikkade gingen we naar huis, wij woonden op de Herengracht.
De volgende dag gingen we weer naar de Dam, naar de zelfde hoek.
We gingen naar de Dam om de “bevrijders” te zien, net als gisteren.
Er stond een handkar vol met gevonden schoenen op de hoek van de Nieuwendijk.
De plek waar de fietser neergeschoten was, kon ik goed zien. Ik werd daar als het ware naar toe getrokken. In het asfalt zag ik nog een grote vlek. Later werd het me duidelijk, dat die man daar gewoon dood gebloed is, hij heeft zo lang in een plas bloed gelegen, dat je zijn lichaamsvorm nog kon herkennen.
Mijn moeder trok me daar weg. Later, jaren en jaren later vroeg ik me af of deze fietser bewust neergeschoten was, hij was bang en toonde vluchtgedrag door zo hard als mogelijk was weg te fietsen. Schieten op een ongewapende burger na de capitulatie.
Wie doet nu zo iets?
Het allereerste schot, dat die middag gelost was aan die kant van de Dam kwam vanaf de Nieuwendijk en was op de fietser gericht. Het tweede schot een seconde of wat daarna, was de schrik reactie van de op wacht staande Duitse soldaat.
Het schieten dat we daarna hoorden tijdens het wegrennen, kwam van achter ons.
In de jaren tachtig kreeg ik een verslag onder ogen in een landelijk dagblad van een journalist die op die 7e mei aanwezig was in de Kalverstraat. Hij schreef over een schietpartij bij hotel Polen. Een schietpartij waar de (zijn woorden) vertegenwoordigers van de BS bij betrokken waren. De schiet incidenten op de Nieuwendijk en bijna tegelijkertijd in de Kalverstraat hadden tot effect, dat veel mensen in paniek de Dam opstroomden.
Een effect waar de Duitse militairen waarschijnlijk niet blij mee waren.
Ik heb als beroepsmilitair mijn land meer dan 30 jaar gediend.
Lang heeft me de vraag bezig gehouden: “hoe komt het dat er die middag relatief gezien, zo weinig slachtoffers zijn gevallen”?
Indien er gericht is geschoten op de menigte, dan waren het wel erg slechte schutters. Daarom kom ik niet los van de gedachte: “misschien hebben de Duitse militairen de menigte wel geprobeerd weg te jagen door over de hoofden heen te schieten”.
Een plein vol met mensen is voor militairen heel bedreigend, zeker na een capitulatie.
De geruchten (en berichten) over wraak nemende burgers en verzetmensen zullen het onveilige gevoel bij de Duitse militairen zeker versterkt hebben.
Pleinen vol mensen en militairen is een hele slechte situatie, daar zijn in de geschiedenis veel voorbeelden met veel slachtoffers van te geven.
De vraag die jaren lang door mijn hoofd speelde is: “hoeveel slachtoffers van het totaal zijn er onder de voet gelopen of ter plaatse bezweken?”
Of anders gevraagd: “hoeveel mensen vertoonden schotwonden?”
De schietpartij op de Dam heeft mij diep getroffen, vandaar dat ik deze ervaring graag met u deel in uw zoektocht naar getuigen.
Ik was er bij, en weet het nog als de dag van gisteren.
Hans Caspers, maart 2014