Naar aanleiding van het N.O.S. journaal, dat om 7 mei 1988 om 5.30 uur op T.V. gegeven werd, kan ik niet nalaten de ware toedracht van de van de gebeurtenissen op de Dam mee te delen, die merkwaardige middag plaats vonden.
Het Nieuws bracht een beeld van de gebeurtenissen op 7 mei 1945.
Een dame werd geïnterviewd, die zich vaag het een en ander herinnerde. “Ja, er was geschoten, er waren veel mensen op de been, en ook een aantal zustertjes.”
Je zag op de film een aantal zustertjes, en plotseling realiseerde ik me, dat ik zelf er één van was, die met drie collega’s naar de Dam was getrokken, de banier van het “Juliana-Ziekenhuis, trots met ons meevoerend.
We waren jong, hadden jaren niet iets ècht kunnen vieren, hadden vele lange avonden opgesloten gezet, als vogels in een kooi. En dan nu plotseling “vrij te zijn”, we konden gaan en staan, waarheen we wilden en wanneer we wilden. Wij trokken dan naar de Dam en namen met niet minder dan de eerste rij genoegen. Een grote menigte had zich op de Dam verzameld, starend naar het “Paleis”, alsof ieder ogenblik Koningin Wilhelmina door geopende deuren het balkon op zou stappen. Er gebeurde echter niets van dat alles, wel gebeurde er iets geheel anders, waardoor op tragische wijze, 29 namen aan de lijst van oorlogsslachtoffers werden toegevoegd. Wat gebeurde er dan wel? .
In de “Grote Club” op de hoek van de Kalverstraat en Dam bevonden zich nog Duitse militairen. Wat er zich precies heeft afgespeeld, is me nooit helemaal duidelijk geworden. Onderlinge ruzie of angst, doch plotseling vlogen er kogels over de menigte die zich verzameld had. Er ontstond paniek, een ieder wilde weg, zo snel mogelijk, wat niet kon. Er ontstond een deinende menigte, die drie kanten uit kon, nl. richting Damrak-Rokin, richting Kalverstraat en richting Nieuwe Kerk. Doordat wij met onze banier tot de voorste rij waren doorgedrongen, stonden we nu achteraan. Lopen ging niet, je werd voortbewogen. Een panisch angstgehuil klonk om je heen en kogels vlogen over je heen. Je voeten raakten mensen, die gevallen waren en je deinde verder. Toen ik zelf neerzakte, pakte iemand me bij de schouders, trok me overeind, schudde me flink en schreeuwde: “Denk erom, staan blijven”. Je trachtte bij de Nieuwe Kerk te komen, waar ruiten waren ingeslagen. Bereikte je het steegje bij de kerk, dan schoot je op. Een collega en ik waren bij elkaar gebleven, waar de anderen waren wisten we niet. Terwijl de kogels tegen de muur ketsten, bereikten we de steeg, kwamen bij het ingeslagen raam. Je zette je handen in het kozijn, (ik heb nog altijd een litteken aan mijn rechter duim van een glaspunt), iemand gaf je een zetje, je gooide je benen over het kozijn en je was binnen, je was veilig.
We keken elkaar eens aan, zagen bleek, verbijsterd en onthutst. Onze uniformen waren gehavend, mijn collega was haar boord kwijt, zelf mistte ik een stuk van mijn schort.
Al gauw kwam Ds. Buskes naar ons toe en verzocht ons gewonden te verzorgen. De eerste, waar ik bij geroepen werd, was een man, die onder de voet gelopen was en het leven verloren had. Twee grote levenloze blauwe ogen keken me aan, doch zagen me niet. Waar nodig, hielpen we.
Kort daarop werd ons gevraagd naar het Hoofd-Postkantoor te gaan, waar zich gewonden bevonden. Ons werd aangeraden snel de Nieuwezijds-Voorburgwal over te steken, er werd nog geschoten. In elkaar gedoken vlogen we van de kerk naar het postkantoor. Daar lagen gewonde Duitse militairen, sommige ernstig gewond. Hoewel ik gedurende de oorlogsjaren nooit een Duitser had behoeven te verplegen, gebeurde dat nu nog op het allerlaatste moment. Begreep toen, dat mijn professie internationaal was, en gaf de gewonden de nodige injecties. Sommige waren zwaar gewond, zò, dat naar mijn idee, de dood niet veraf was. En als overal elders op de wereld, riepen ook deze Duitsers “Mutter, Mutter”.
Toen alle gevaar geweken was, de gewonden waren weggevoerd, gingen we terug naar het Juliana-Ziekenhuis.
Door de T.V. uitzending beleefde en herleefde ik die bewogen middag opnieuw.
Bron: NIOD, door Wil Haaksma in 1988 geschreven.