Tijdens de zoektocht in de archieven naar slachtoffers, werd onderstaand document gevonden bij het Stadsarchief Amsterdam, bureau lijkbezorging. Hoewel niet gerelateerd aan 7 mei 1945 en de beschietingen van de Dam, willen we dit toch met u delen.
Amsterdam 9 mei 1945.
De begrafenis van den Engelschen soldaat A.H.W. Harrison
geboren 12 januari 1926 – overleden 8 mei 1945
8 mei 1945. Amsterdam viert feest. Holland is bevrijd. De eerste Canadeesche troepen zijn gisteren binnen gekomen. Met gejuich zijn ze door de Amsterdamsche bevolking begroet.
Langs een haag van menschen en vlaggen zijn ze binnengereden in hun kleine en groote legerauto’s. Ook zij waren verheugd. Velen hunner medestrijders vielen in den Strijd om onze vrijheid. Zij waren gespaard gebleven en konden deze grootschen intocht medemaken.
Onder hen was ook de Engelsche soldaat A.H.W. Harrison, die gedetacheerd was bij de Canadeesche troepen, ondergebracht in het Amsterdamsche Stadion op den Amstelveenscheweg.
Ook Harrison was verheugd. Immers ook zijn bevrijdingstaak was volbracht. Hij zou thans weer heel vlug de zee kunnen oversteken naar zijn home in zijn dierbaar Engeland.
Helaas heeft het zoo niet mogen zijn. Een noodlottig ongeval maakt een einde aan zijn dapper jong leven. Op 8 mei 1945 reed hij op een motorfiets tegen een steenen barricade van onze gemeenschappelijke Duitschen vijand en was bijna onmiddellijk dood.
Op woensdag 9 mei 1945 kwamen om ongeveer half elf een Padre (een Canadeesche dominee) en een officier en de Hollandsche journalist Reens op ons Bureau om assistentie voor de begrafenis van Harrison.
De heer Reens vertelde, dat ze van plan waren Harrison tijdelijk ter aarde te bestellen op het Amsterdamsche Stadion, waarna hij gezegd had, dat dit beter op een begraafplaats kon gebeuren daar straks de menschen over het graf van den overledene zouden moeten lopen, hetgeen hem zeer oneerbieding voorkwam.
De Padre beweerde, dat dit een oorlogsgebruik was en het in de meeste gevallen niet anders kan. Wanneer het echter mogelijk was, dat Harrisson op een kerkhof kon begraven worden, zou dit ten zeerste door den dominee op prijs gesteld worden.
Daar den heer Feltkamp [hoofd gemeentelijk bureau lijkbezorging] naar het Bureau van den Burgerlijken Stand was, heb ik de maatregelen genomen, welke hiervoor noodig waren.
Het lag in den bedoeling van den Canadeesche Commandant om Harrison ter aarde te bestellen op de dichtst bij het stadion gelegen begraafplaats en wel direct. Dit was de Buitenveldert, weshalve ik mij telefonisch in verbinding stelde met de Directie van deze begraafplaats en onmiddellijk toestemming kreeg om te komen.
Ik heb dit aan de Padre medegedeeld en vroeg of ik voor een kist moest zorgen. Dit was niet de gewoonte, Harrison zou in de Engelsche vlag begraven worden zonder kist.
De Padre was in bewondering voor de op tafel van de heer Feltkamp staande rozen en kreeg er een van Mejuffrouw Hooijmeijer en omdat hij deze roos zoo prachtig vond kreeg hij ze later allemaal en beloofde als hij thuis kwam deze onmiddellijk in het water te zetten.
Teneinde volledig medewerking bij de begrafenis te verleenen heb ik mij beschikbaar gesteld om mede tegaan, welke aanbieding dankbaar werd aanvaard.
Om elf uur vertrokken wij naar het stadion. Op de trap van het Bevolkingsregister ontmoetten wij twee heren met een gamel met erwtensoep. De dominee stond er op dit te zien, hetgeen werd toegestaan. Hij wilde een beetje proeven. De juffrouw uit de cantine kwam met een bord en lepel. “No, no, no, only a spoon” en ze gaf hem het bord, waarop ik zeide, dat hij de lepel bedoelde. Hij heeft een lepel erwtensoep geproefd en het gezegde: “Not good” deed uit de aanwezige rij ambtenaren een luid hoeraatje opstijgen.
We zijn, na afscheid van de aanwezigen te hebben genomen naar het stadion vertrokken in den voor ons Bureau gereedstaanden wagen. Ik wilde op den vrachtwagen meerijden, maar dat mocht van de Padre niet; ik moest of ik wilde of niet in de cabine.
Naderhand deelde hij mij mede, dat hij dit heel fijn vond, daar hij thans gelegenheid had om het Amsterdamsche publiek en de versiering te zien. Hij was er zeer dankbaar voor, dat ik aan zijn wensch had voldaan.
Op het stadion lag Harrison op een baar in zijn uniform met een deken over hem uitgespreid. Ik heb mijn eerbiedige groet gebracht.
De baar werd op den vrachtauto geplaatst en de dominee met 10 Canadeezen nam aan weerszijden plaats. De chauffeur, de journalist en ik namen plaats in de cabine en langzaam reed de droeve stoet naar de begraafplaats “de Buitenveldert”.
Het publiek merkte onmiddellijk op wat hier gaande was en eerbiedig werden hoeden en petten door de voorbijgangers afgezet.
Op de begraafplaats werden we ontvangen door het bestuurslid den heer Van der Sluis. Ik heb hem gezegd, dat het zeer zeker op prijs zou worden gesteld, wanneer de dienstdoende kapelaan bij de begrafenis zou tegenwoordig zijn. Deze werd toen direct uitgenodigd en wilde hier zeer gaarne aan voldoen. Er is, onder leiding van de heer Van der Sluis, met assistentie van 4 Canadeezen een kuil gegraven. De heer Van der Sluis wilde liever in een kist begraven, omdat de overledene hier maar tijdelijk begraven zou worden en naderhand weer opgegraven moest worden voor bijzetting in een gemeenschappelijk graf van Engelsche gevallenen in Holland of voor overbrenging naar Engeland. De Commandant gaf toestemming en vond deze geste buitengewoon. Hierna is de overledene gekist en door het personeel van de Buitenveldert grafwaarts gedragen.
Vier Canadeezen lieten den braven strijdmakker in de kuil zakken, waarna de kapelaan Sul [van de Buitenveldert] een bos witte seringen op het graf legde, terwijl hij in het Engelsch de volgende woorden hieraan toevoegde, welke ik in het Nederlandsche vertaald hieronder laat volgen:
“Beste Vriend, ik dank u voor alles wat u voor Holland hebt gedaan. Ik zal voor u bidden”.
Vervolgens hield de heer M. Witmond de volgende in het Engelsch uitgeschreven grafrede:
“Voor mij onbekende Engelsche Vriend, Als povere vertegenwoordiger van de Gemeente Amsterdam dank ik u voor het offer, dat gij gebracht hebt om ons te bevrijden. Geachte Vriend, rust zacht”.
Dan sprak de journalist Reens de volgende woorden, welk ik uit het Engelsch vertaald laat volgen: “Beste Harrison, U was de lieve zoon van uw ouders, u was de liefste van uw vrouw, u was voor ons een lieve vriend. Ik dank u voor alles wat u voor ons vaderland hebt gedaan”.
Daarna nam de Padre het woord om den overledene de laatste eer te bewijzen. Ik laat hier de vertaling letterlijk volgen: “Beste Harrison, Wij zijn gezamenlijk naar Holland gekomen en naar deze door de vijandelijkheden en door den honger geteisterde stad Amsterdam om de door de Amsterdammers zoo lang verwachte vrijheid te brengen. Wij beschouwen de Hollanders als onze vrienden, zooals wij alle bewoners van deze wereld als onze vrienden beschouwen. Wij zijn op onzen weg van Barneveld tot Amsterdam door de Hollandsche bevolking toegejuicht en als prinsen ingehaald. Ook u hebt in deze hulde mogen deelen. U was een goede zoon van uw ouders en een goede man van uw echtgenoote. U was een dapper soldaat. U was aan ons Canadezen toegevoegd en hebt u voor ons altijd als een waar vriend betoond. Helaas maakte een noodlottig ongeval juist op het moment, dat u bijna weer naar uw Vaderland terug kon keeren, een einde aan uw jonge leven, dat straks nog zoo nuttig had kunnen zijn voor den Vrede. Wij hopen en vertrouwen dat u thans de ware vrede in het Rijk der Hemelen zult hebben gevonden en zullen altijd aan u als vriend blijven denken. Amen”.
Diep bewogen stonden alle Canadeesche Militairen te luisteren; diep onder den indruk waren ook wij.
Ik vond het niet noodig om aan het door mijn voorgangers gesprokene nog iets toe te voegen.
We zijn vertrokken en lieten onze overleden vriend temidden van de bloeiende witte en paarse seringenstruiken achter. We hadden onze droeve plicht gedaan.
Teruggekomen bij den auto verzocht de Padre mij het personeel van de begraafplaats een cigaret aan te bieden, waaraan ik heb voldaan.
Wij zijn teruggereden naar het stadion. De Padre heeft mij tijdens dezen rit uitgenodigd om met hem te lunchen. Ik heb hiervan dankbaar gebruik gemaakt.
Na de lunch heb ik afscheid genomen van den Padre. Deze bedankte mij nogmaals hartelijk voor de assistentie, welke ik had verleend en hij beloofde mij thuis een beleefdheidsbezoek te brengen, wanneer de tijd hem tenminste toeliet. Hij zeide, dat hij vol lof was over de vlotte afwikkeling en dat ik bewezen had dat de Hollanders geen bureaucraten waren. Hij zou dit niet vergeten. Hij gaf mij uit dankbaarheid een doos cigaretten. Ik zeide, dat dit heusch niet noodig was, daar mijn bijstand niet anders dan plicht was. Ik moest de doos toch maar aannemen uit dankbaarheid en heb dit ten slotte ook gedaan.
Na hartelijk afscheid te hebben genomen ben ik naar het Bureau vertrokken. Per Canadeeschen auto ben ik teruggebracht. Om 2 uur was ik op het Bureau terug.
Deze tekst werd op 9 mei 1945 opgesteld en ondertekend door Hendricus Wilhelmus Joannes van der Aat, geboren 8-2-1897, waarnemend-hoofd Gemeentelijk Bureau voor Lijkbezorging.
Naschrift:
Bij het lezen van dit document, kwamen er vragen op. Wie was hij, is hij herbegraven, is zijn familie op de hoogte van de inhoud van dit document? Albert was driver van het 693e Road Construction Company van de Royal Engineers onder nummer 14784363.
Hij werd herbegraven in Nijmegen op het Jonkerbos War Cemetery, graf 22.D.9.
In zijn geboorteplaats Newcastle is een algemeen War Memorial
De volledige namen van deze 18-jarige jongeman waren Albert Henry William. Hij werd geboren in Newcastle upon Tyne, vaak afgekort tot Newcastle, een stad in de county Tyne and Wear, Northumberland in Noord-Oost Engeland. Zijn ouders waren Albert Harrison en Catherine Jamieson; Albert was getrouwd met Marion Ambler. In juli 1945 werd zijn dochter geboren.
De foto’s op deze pagina’s zijn ter beschikking gesteld door zijn dochter.
Met hulp van onze Australische onderzoekster Sylvia, vonden we Albert’s dochter Maryke. Ze schreef ons:
I would like to take this opportunity to thank you for your texts about my father, who I never had the chance to meet.
I am his only blood relative.
I knew he was buried in a private grave by friends of his. Albert was based in & around the Amsterdam area. I can only guess that his friends lived in the area, which could not be far from the private grave area. One called Hans, the other Gerald Jackenberg or so. After his death, they sent letters and the photo of his private grave, before he was re-interned. Unfortunately there are no letters remaining, and at the time they were written on very fine writing paper. His friends in Holland new Marion was pregnant and asked if she had a boy, if she would name him Gerald & a girl Maryke.
Also I have been to Jonkerbos War Cemetery, to see his grave.
Marion never mentioned my dad Albert at all to me.
Marion was not devastated to the point that; she gave me away at 9 month old, & remarried.
I was brought up by my grandmother, (Marion’s Mother)
Dank jullie, Maryke
Dit verhaal is ook gepubliceerd op website van Go2war2
Gerelateerde Berichten