Wilf Gildersleeve was een Canadese soldaat die zijn loopbaan in de Tweede Wereldoorlog in 1943 begonnen was als radio-telegrafist in Sicilië. Tijdens de bevrijding van Nederland was hij peloton commandant van de Seaforth Highlanders.
Margriet Blaisse woonde in 1945 in Amsterdam, in een huis aan het Vondelpark. Haar vader was een vooraanstaand advocaat die tijdens het grootste deel van de oorlog was ondergedoken.
Twee broers van Margriet hadden zich aangesloten bij het Verzet.
Dit verhaal over liefde en dood en oorlog speelt zich af op 7 en 8 mei 1945. De oorlog was op 5 mei in Nederland voorbij. Toen de Seaforth Highlanders Amsterdam op 7 mei binnentrokken bevonden zich daar nog veel Duitse troepen.
Wilf en Margriet zijn in het jaar 2000 door Ken MacLeod geïnterviewd. MacLeod is een militair geschiedkundige en erelid voor het leven van de Seaforth Highlanders van Canada. Op dit moment is hij met Canadese veteranen in Nederland. Hij woont in Courtenay, B.C. in Canada. Hier volgt een gedeelte van het interview.
Margriet Gildersleeve-Blaisse: Door de enorme inzet van de Geallieerden en Canadezen, werd de democratie nieuw leven ingeblazen omdat de dictator van het nazi en fascistisch kwaad overwonnen werd. We kunnen de Canadezen die naar Nederland en Amsterdam kwamen niet genoeg bedanken.
Dit is hoe ik mijn man Wilf vlak na bevrijdingsdag ontmoette.
Onze tuin grensde aan het Vondelpark, een groot park in Amsterdam. Tijdens de oorlog was het park afgesloten zodat men de bomen niet kon omhakken. Maar wij hadden een klein tuinpoortje aan het park en we konden zien hoe de Canadezen – de jeeps, de vrachtauto’s en de troepen – allemaal het park ingeleid werden omdat men niet wist wat ze met al die mannen aan moesten.
Mijn vader zei: Margriet, volgens mij zijn er Canadezen in het park. Ga ’s kijken of je er met eentje kunt praten.
“Ja, vader.”
“Maar wat je ook doet, word niet verliefd want ze gaan allemaal terug naar Canada en jij blijft hier in Amsterdam.”
“Ja, vader.”
Zo gezegd, zo gedaan. Ik loop het park in en ik zie daar een lange vent staan. En dat was Wilf natuurlijk.
Dus ik zeg: Mijn ouders zouden het geweldig vinden als je mee wilt komen naar ons huis. Wij wonen hier aan het park. Dan kunnen wij je bedanken voor de bevrijding.
Maar dan roept Wilf naar zijn mannen: Kom op jongens, we gaan iets drinken of zo.
Ik kwam dus terug met 20 Canadezen. Mijn ouders konden hun ogen niet geloven. We zaten met z’n allen op het balkon te huilen, te praten, enz. Daarna gingen ze weer weg.
Die avond hoorden we geklop op de deur. We hadden nog geen elektriciteit, geen licht, geen bel. Dus mijn moeder zei tegen me: Ga ’s kijken wie daar op de deur staat te kloppen.
Ik ging naar beneden, deed de deur open en daar stond Wilf met een vriend …
Wilf: Dat was Dave Harper.
Margriet: … in een kilt. Hij had zijn armen vol met brood en boter en kaas en ham. Ik riep naar mijn moeder: “Twee mannen in rokjes!”, omdat ik nog nooit een man in een kilt had gezien. Dus ze kwamen binnen en keken toe hoe wij aan het eten sloegen. Ze moesten huilen en lachen tegelijk. Jeetje, we aten zoveel die avond dat ik me niet herinner hoe we het overleefd hebben.
Hoe dan ook, hij was maar vier weken in Nederland … maar hij kwam zo ongeveer iedere dag langs. En, oh, mijn eerste ritje in een jeep! Hij nam me mee voor een ritje in een jeep! Ik vond het zo spannend!
Maar goed, na vier weken ging hij weg en toen zei hij: “Je gaat me wel schrijven, hè?” We correspondeerden een heel jaar lang, dat is toch ongelooflijk? Iedere week kreeg ik een brief van hem.
We legden onze zielen bloot in die brieven. En precies een jaar nadat hij uit Nederland weggegaan was, kwam hij terug naar Amsterdam en een week later waren we getrouwd.
Ken: Wat herinner jij je over de komst van de Seaforths in Amsterdam?
Wilf: Dat was een spannende tijd. We waren gelegerd in Barneveld, zo’n 40 of 50 kilometers van Amsterdam, en we hadden het geluk dat wij aan het eind van de oorlog het dichtstbij Amsterdam waren. Ik heb het nu over 7 mei, toen de voedseldroppings plaatsvonden en de overgave in Wageningen getekend werd.
We kregen die avond het bevel om zo snel mogelijk naar Amsterdam te gaan om de orde te herstellen en de Duitsers te ontwapenen die zich nog in Amsterdam bevonden.
Het was een wilde toestand in de stad – wild door vreugde. Tulpen vlogen door de lucht en mensen klommen op de vrachtauto’s. We hadden zo’n 30 of 40 mensen op iedere 30-ton vrachtauto dus we wilden de wagens in een afgesloten ruimte onderbrengen. Dat werd het Vondelpark.
Dus alle voertuigen en Canadezen gingen die eerste dag het Vondelpark in en dat was natuurlijk het park waar Margriets huis aan grensde. Haar achtertuin lag aan het park.
Ken: Ondervonden jullie problemen bij het bijeenbrengen van de Duitsers?
Wilf: Nee, de problemen begonnen … Margriet kan dit het best vertellen omdat zij op 7 mei naar de Dam was gegaan, omdat het gerucht ging dat er daar Geallieerden waren.
Margriet: Op 7 mei 1945 zei mijn vriendin Tietse, de dochter van een rechter die gedood was, tegen mij: Zullen we naar de Dam gaan? Daar zijn de eerste Canadezen!
Toen ik het mijn vader vertelde, zei hij: Daar ben ik niet zo blij mee. Wees voorzichtig want de Duitsers zijn nog niet opgepakt.
Wilf: Ontwapend.
Margriet: Misschien liepen ze nog rond.
Dus wij naar de Dam en er waren echt duizenden mensen, die allemaal hoopten een Canadese vrachtauto of iets dergelijks te zien, toen de Duitsers plotseling het vuur openden op alle mensen die naar het plein gekomen waren.
Tietse en ik lieten ons voorover vallen we en kropen naar .. nou ja, we zagen een raam dat vlak aan de straat lag. We sloegen het in met een schoen en we hadden geen idee wat er gebeurde. We sprongen erin, een soort kelder ofzo, maar we waren veilig.
Toen we 2 of 3 uur later naar buiten kropen, was de Dam bezaaid met dode mensen – lichamen – die gedood waren door de Duitsers.
We herinneren ons de dagelijkse censuur en de hersenspoelende ideeën en overtuigingen door de media.
We herinneren ons de hongerwinter van 1944-1945 in het westelijk deel van Nederland waarbij mensen op straat in elkaar zakten door honger en kou, uitgeput, en de vele mensen die hun bed of kamer niet meer uit konden en nooit meer gezien zijn.
We herinneren ons de steeds toenemende last van de onderdrukking, wegversperringen, doodsangst, vervolging en de razzia’s van jonge mannen voor de slavenarbeid voor de nazi industrieën.
Dit alles heeft een onuitwisbare plek ingenomen in onze herinneringen en vaak in onze lichamen. Door deze ervaringen hebben wij het recht jongere generaties hierop te wijzen en ze er lering uit te laten trekken voor hun eigen toekomstige wereld.
Wilf Gildersleeve was een van de 1.886 Canadese soldaten, die een Nederlandse bruid mee naar huis namen na de Tweede Wereldoorlog.
De oorlog heeft in Nederland zijn slachtoffers opgeëist: zo’n 237.300 mensen kwamen om, waarvan 20.000 door honger. Ongeveer 120.000 mensen, voornamelijk Joden, werden in concentratiekampen ondergebracht; 104.000 hebben het niet overleefd.
Luitenant Kolonel H.P. Bell-Irving, commandant van de Seaforth Highlanders beschreef de ontvangst in Amsterdam als “een extase die ik nooit in een menigte heb meegemaakt. Daarvóór konden maar weinige van ons een reden gegeven hebben voor hun komst.”
Dat veranderde die dag in Amsterdam, vertelde hij Reginald Roy: “Ieder gesneuveld leven, iedere lange dag ver van huis, ze vonden hun weerklank in deze goede en noodzakelijke onderneming.” (Reginald H. Roy, The Seaforth Highlanders of Canada 1919-1965, Evergreen Press, 1969)
Wilf en Margriet Gildersleeve zijn beiden in 2001 overleden.
Vertaling: Ellen Daugherty
en: http://www.mfnl.nl/Nieuwsbrief/NB51/NB51Canadees.html verteld over een maat van Wilf die op een nederlandse postzegel kwam.
Margreet beschreef haar verhaal ook voor de website van de seaforth highlanders