Het Lichtspoor van 3 mei 1947, artikel is overgenomen uit War Illustrated, origineel geschreven door L. Marsland Gander
Duitsers oefenden voor het laatst hun laffe terreur uit
GELADEN OVERGANGSPERIODE
Hoewel de overgave van het leger van Generaal Blaskowitz in Holland een zaak van ondergeschikt belang scheen bij de grote ineenstorting van Mei 1945, had zij een nasleep van verrassingen, vreugde die in verschrikking omsloeg, en opwindende, zware dagen voor de oorlogscorrespondenten, die aan het 1ste Canadese leger waren toegevoegd. De oorlog was voorbij! Toch brak hij op die noodlottige 7de Mei, toen heel Amsterdam wild was van hysterische opluchting, weer in zijn wreedste vorm uit. Ik geraakte in één van de gevaarlijkste situaties, die ik tijdens mijn vierjarige dienst als oorlogsverslaggever bij vijf veldtochten had meegemaakt (aldus schrijft L. Marsland Gander in „The War Illustrated”).
De wapenstilstandsconferentie werd in het kleine stadje Wageningen gehouden. Hier waren de tegenover elkaar liggende gevechtslinies verstard en gedurende enkele dagen voor de definitieve overgave waren er vrachtauto’s met voedsel doorgetrokken om de hongerende bevolking van West Holland te helpen. De zwaargebouwde, grommende Blaskowitz bezorgde ons de eerste verrassing door toe te geven, dat hij 110.000 man onder zijn bevelen had. Onze inlichtingendienst had er niet meer dan 60.000 of 80.000 verwacht. Dit grote leger was In bedwang gehouden en teruggedrongen door een veel kleiner Engels-Canadees leger, terwijl de hoofdaanvalsgolf naar het Noorden en Noord-Westen Dultsland instroomde.
We hadden slechts twee divisies aan deze sector van het front en stonden dus tegenover een viervoudige overmacht. Onze morele en materiële superioriteit waren tot nu toe tegen deze taak opgewassen geweest, terwijl de Duitse legers op de andere fronten snel wegsmolten. De enige vraag was nu, of dit betrekkelijk kleine leger de toestand afdoende meester zou kunnen blijven en de orde zou kunnen bewaren in een gebied, dat zoveel gewapende Duitsers bevatte, omringd door een hongerende, onderdrukte bevolking, die haar onderdrukkers haatte met een koude, bittere haat.
Voor mij persoonlijk ging het er om, zo snel mogelijk in Amsterdam te komen. Ik zou samen met John Redfern, van de Daily Express gaan. We neusden eens rond en hoorden, dat de officiële slagboom -het enige wat ons van de verslagen vijand scheidde – ’s morgens vroeg op 7 Mei zou worden verwijderd en dat pantserwagens van het 49ste (West Riding) Regiment Verkenningstroepen, — de voorhoede van de 49ste Divisie —, de laatste Duitse versterkingen in het Westen van Holland zouden binnentrekken. Escadron „B”, onder bevel van Majoor Hamish Taite, uit Lutterworth, zou zich in de voorhoede bevinden.
Ik moet bekennen, dat er een zekere gemoedelijke rivaliteit bestond tussen de Engelse en Canadese elementen in het 1ste Canadese leger. De Engelsen voelden, dat men niet algemeen besefte, dat zij ook in het Canadese leger vochten. Deze verkenningstroepen hadden tijdens de opmars in Holland vele staaltjes van durf vertoond en ze voelden, dat hun hier tenslotte een verdiend „dessert” wachtte, een passend sluitstuk op hun oorlogservaringen. Toen er dan ook twee tamme oorlogsverslaggevers aankwamen, die verlangden naar Amsterdam te worden gebracht, waren ze opgetogen. Majoor Taite stemde er in toe ons in te delen bij een groep van dertig man in vier pantserwagens en zes carriers, onder bevel van luit. George Bowman, van Scarborough, en luit. John Rafferty van Cardiff. De meesten van deze mannen waren kort na D-Day in Frankrijk geland.
In de vroege ochtenduren van 7 Mei klommen Redfern en ik in onze jeep, met onze Frans-Canadese begeleidende officier en gooiden onze slaapzakken en schrijfmachines in de trailer. We persten ons voertuig volgens afspraak tussen twee pantserwagens in en wachtten in de verkeersfile bij de slagboom te Wageningen. Er was geen officiële plechtigheid. Plotseling begonnen we voorwaarts te rollen en waren we midden in het Duitse leger.
De eerste Duitser, die ik zag, liep nors langs de weg met een Panzerfaust in z’n hand. Hij sloeg geen acht op ons en we tuften door. Toen gingen er nog een paar voorbij, op fietsen, met het geweer over hun rug. Maar de Duitsers slopen alleen maar terug naar hun kampen, barakken en concentratiegebieden. Spoedig merkten we ze nauwelijks op, want de bevolking werd wild van vreugde en hun geestdriftig welkom groeide bij elke meter, die we verder kwamen. Ze schreeuwden, dansten en holden om hun wilde vreugde maar te spuien.
Ik zag meisjes luchtsprongen maken en met de armen boven het hoofd in de handen klappen, alsof ze kamergymnastiek deden. Nieuwe Hollandse vlaggen woeien overal van de huizen, mijn nauwelijks leesbare aantekeningen spreken boekdelen. Ze luiden: seringen, tulpen, woest-trappende fietsers, potsierlijke hoofddeksels, statige gestalten met hoge hoeden op, oranje jurken, vlaggen, spandoeken, lampions, geroep van “good -bye” “welcome” “hallo”.
In Utrecht en Hilversum slaagde de politie erin, een weg voor ons vrij te houden tussen de dichte drommen. Toen we de oude bolwerken van Naarden passeerden, werden we door mensen, wie de tranen over de wangen liepen, bekogeld met bloemen en schitterende toespraken. Een paar maal was er een oponthoud bij opgeblazen bruggen, maar toen reden we ten slotte door tussen onder water gezette velden door de buitenwijken van Amsterdam binnen.
Wat we al hadden meegemaakt had ons moeten voorbereiden, maar we hadden nauwelijks gerekend op de stormachtige ontvangst op de Dam, het hartje van de oude stad.
De jubelende menigte slokte ons eenvoudig op. Er zaten een dozijn lachende, halfhysterische meisjes op de motorkap van onze jeep en een 20-tal luidruchtige jongens op de trailer. Ze dachten dat het hele Britse leder gekomen was en in plaats daarvan waren het slechts 30 man, terwijl de hoofdbevrijdingsmacht nog op 75 km. afstand was. Een 50-tal Duitse soldaten die blijkbaar op straat patrouilleerden, deden een schaapachtige, halfslachtige poging om de menigte met hun geweren terug te duwen, maar het duurde niet lang, of ze werden ook overweldigd.
Tot nu toe was de menigte dronken van vreugde en in een carnavalstemming. Maar het was een geladen toestand. We zaten volkomen vast. Ik voelde me niets m’n gemak, omdat één schot een bloedbad zou hebben aangericht en onze afdeling veel te was om de stad te beheersen, die – naar we wisten – 3500 man geregelde Duitse troepen bevatte, een onbekend aantal van de gehate Grüne Polizei en duizenden dappere mannen van de Nederlandse Verzetsbeweging die nu de straat op stroomden met hun stenguns.
Een tweede punt was, dat het mijn beroepsplicht was om een ordonnans weg te sturen met mijn verslag over de Bevrijding. Ik praatte ernstig met luit. Bowman en Raffterty en adviseerde ons terug te trekken, in de hoop, dat ons vertrek de opgewonden menigte zou kalmeren. Ze stemden toe, maar we konden ons niet bewegen. Eindelijk, nadat we honderden handtekeningen hadden gezet en ontelbare sigaretten hadden uitgedeeld, konden we door overreding en vermaning het gros van onze would-be passagiers verwijderen en begonnen we ons langzaam uit te graven. Eerst slaagden slechts twee van de pantserwagens tussen onze jeep er in van de Dam weg te komen. Op de Amsteldijk hielden we stil om op de rest te wachten. Dit bleek echter noodlottige, want onmiddellijk bestormden ons de sigarettenbedelaars en heldenvereerders.
De andere wagens worstelden zich eindelijk los en voegden zich bij ons voor een boerderij aan de rand van de stad. Daar seinde Bowman terug naar het hoofdkwartier, terwijl Redfern en ik onze verslagen schreven en ze met een ordonnans wegzonden. We wisten niet, dat er vreselijke dingen waren gebeurd, dadelijk nadat we waren weggegaan. Het zal altijd een geheim blijven, hoe het precies in z’n werk ging maar, zoals ik het later heb kunnen reconstrueren, moet het ongeveer als volgt gebeurd zijn:
Duitse officieren werden heen en weer geduwd in de menigte, wier stemming van minuut tot minuut wisselde, schommelend tussen uitgelaten vreugde en razende woede. Enkele mannen van de Hollandse Verzetsbeweging — handelend in strijd met de wapenstilstandsvoorwaarden — trachtten een Duitser te ontwapenen die zich verzette. Iemand loste een schot — ik weet niet, of het een Hollander of een Duitser was. Daarop openden Duitse mariniers, die met een vrij sterke afdeling het gebouw van de Grote Club bezet hielden, het vuur. Tussen de 20 en 30 mensen, waaronder oude vrouwen en kleine kinderen, werden ter plaatse gedood door deze meedogenloze, laffe daad van terrorisme. Ik heb later enkele der lichamen gezien niet verschrikkelijke wonden. Typisch Duits om op de menigte in te schieten in plaats van waarschuwingsschoten over hun hoofden te lossen!
Bij het station begon het schieten ook. Onmiddellijk omsingelden de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten, die als enige uniform een blauwe overall droegen, de Duitsers in de Grote Club en het station. Zo was de toestand, toen we op de boerderij per radio opdracht kregen om Amsterdam weer in te gaan.
Ditmaal ging ik in een pantserwagen maar daar er geen plaats binnenin was, moest ik me in een wankele positie aan de buitenkant vastklemmen, waarbij ik me op een hoogst onprettige manier opzichtig voelde.
We kozen voorzichtig onze weg door het doolhof van nauwe straten en grachten naar de Dam. Er vlogen kogels, maar het was niet gemakkelijk om te ontdekken, wie op wie of wat schoot. Mannen in blauwe overalls hurkten In portieken met wapens in de aanslag. Mensen schreeuwden tegen me: „Keep your head down, Sir”, en ik voelde me hoogst ongelukkig. Want de oorlog was voorbij en om nu gedood te worden…! Rafferty en Bowman belegden een conferentie. Zouden we onze 37 mm kanonnen op de moordenaars in de Grote Club richten? De verleiding was groot.
Toch voelden we, dat het geen einde zou maken aan de nutteloze slachting en dat er heel gemakkelijk een kleine veldslag van zou kunnen komen. We besloten ons weer terug te trekken en om nadere instructies te vragen. Wat kon tenslotte een handjevol mannen in vier lichte Humber verkenningswagens anders doen dan de zaken verergeren?
Terwijl wij aan het beraadslagen waren, deed de dappere commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten, majoor Overhoff, President van de Amsterdamse Effectenbeurs, dramatische stappen om een einde te maken aan het bloedvergieten. Met een witte vlag reed hij naar de Dam om te onderhandelen. Zijn chauffeur werd, treurig genoeg, doodgeschoten, maar Overhoff werd niet geraakt en overreedde de Duitsers het vuren te staken, in afwachting van de komst der Engelsen. De moeilijkheid was, dat de Duitsers wel bereid waren zich aan de Engelsen of Canadezen over te geven, maar niet aan de Hollandse Binnenlandse Strijdkrachten.
Intussen voegde majoor Taite en de rest van „B” squadron zich buiten de stad bij ons, als ik me goed herinner in totaal 10 pantserwagens. Dus schoot ik voor de derde maal op die gewichtige dag in snelle vaart Amsterdam binnen. In de vallende schemer reden we door verlaten straten, waar angstige gezichten uit deuropeningen gluurden, direct naar het kantoor van de burgemeester in het stadhuis.
Majoor Taite bracht Redfern en mij in een kamer, waar we majoor Overhoff, de burgemeester, de heer De Boer en verschillende andere leiders van de Verzetsbeweging aantroffen.
De kamer was rijk gemeubileerd en zwak verlicht door een olielamp. De atmosfeer was gespannen en buiten lag een onnatuurlijke rust over de stad, die kortgeleden zo uitbundig van vreugde was geweest.
Majoor Taite nam dadelijk, met kalm zelfvertrouwen, de leiding in handen. Hij ontbood telefonisch de Duitse commandant, luit.-kol. Schröder, die in 5 minuten kwam. Schröder bood majoor Taite de hand, doch deze nam hem niet aan. Schaapachtig en niets op z’n gemak ging de Duitser toen zitten en maakte met potlood aantekeningen van majoor Taite’s orders, welke luidden, dat zijn mannen zich na „Sperrzeit” naar zekere concentratiegebieden moesten begeven. Ze mochten niet meer In kleine groepjes over heel Amsterdam verspreid blijven.
Zo eindigde de tragische “strijd om Amsterdam”, hoewel de geladen situatie nog dagen lang voortduurde, terwijl de Duitsers in hun barakken bleven, zwaar bewaakt door hun eigen gewapende schildwachten, en Hollandse Binnenlandse Strijdkrachten door de straten zwierven, N.S.B-ers arresteerden en openlijk hun wapens vertoonden, die ze maanden of jaren lang verborgen hadden gehouden.
’s Nachts hoorden we nog vaak schieteten en de spanning werd pas weggenomen door de komst van de Canadese hoofdmacht twee of drie dagen later.