Op 3 juni 2015 een artikel over Wiel van der Randen in Trouw, deVerdieping.
Geschreven door Paul van der Steen.
Veel informatie als beschreven op onze website, en wij hebben ondersteuning verleend door aanlevering van beeldmateriaal Katholieke Illustratie.
7 mei 1945, strepen van doodsangst op de Dam
Bezetter en verzet hanteerden de camera in de oorlogsjaren.Ook de rest van Nederland kon nog redelijk lang vrijelijk fotograferen. Een verbod kwamer pas toen het zuiden al bevrijd was.
In de serie over iconische foto’s uit de Nederlandse geschiedenis: de oorlog.
De capitulatie van de Duitsers was op 7 mei 1945 al twee dagen een feit. De bevrijders lieten nog op zich wachten. Ze konden er elk moment zijn. De Binnenlandse Strijdkrachten paradeerden al wel door de straten. In het hart van Amsterdam hing de onwerkelijke sfeer van een onduidelijke overgangsfase. “Onder doodse stilte werd op de zonbeschenen en drukbevolkte Dam de Duitsche wacht in de Groote Club afgelost,” schreef fotograaf Wiel van der Randen later over die dag. “De Duitsers zongen ditmaal niet, ze hadden inderdaad een excuus, maar het ritmische geluid van met ijzer beslagen soldatenzolen op het plaveisel, dat vijf jaren op onze zenuwen had gewerkt, irriteerde nog even erg. Er was één grote troost: het zou de laatste wacht zijn. Niemand kon vermoeden dat deze zelfde wacht later op de dag de stad in diepe rouw zou dompelen.” Fotograaf Van der Randen koos die 7de mei voor een plekje op de kosterij van de Nieuwe Kerk. Dat bood hem een goed uitzicht op de feestelijkheden op de Dam. Na zijn 36 eerste opnames werd er plots geschoten vanaf de Groote Club, recht tegenover hem, aan de andere kant van het plein. Van der Randen maakte nog snel twee foto’s, maar toen was zijn rolletje vol. Een nachtmerrie voor elke professional op zo’n moment. Toen hij alles weer op orde had, was het vuurgevecht alweer voorbij. Van der Randen kon nog slechts vastleggen hoe de doden en gewonden werden afgevoerd. Toch had hij indringend materiaal weten te schieten: een ijskraam met daarvoor een ogenschijnlijk dodelijk geraakt slachtoffer op de rand van het trottoir, twee mannen en een vrouw die een getroffene langs dezelfde kraam dragen met daarachter een man met een witte vlag en een man met een hoed. Maar veelzeggender waren de twee foto’s van voor het volle rolletje. Die vingen het angstige en het surreële van de laatste nabrander van een eigenlijk al voorbije oorlog in één krachtig beeld: behalve een onwetend kind gaan groepen mensen in een streep in dekking achter lantaarnpalen, in de hoop dat die de Duitse schoten kunnen tegenhouden. De uit Limburg afkomstige Van der Randen had veel gewerkt voor uitgeverij De Spaarnestad. Voor tijschriften als de Katholieke Illustratie,Panorama en Libelle fotografeerde hij veel aspecten van het Rijke Roomsche Leven in het zuiden van het land, maar hij was daarnaast beroepsmatig aanwezig bij landelijke evenementen als de jaarlijkse opening van de Staten-Generaal, de begrafenis van prins Hendrik en het huwelijk van prinses Juliana en prins Bernhard. Van der Randen was tijdens de oorlog al actief geweest in de verzetsgroep De Ondergedoken Camera. Die ontstond in 1943 op initiatief van fotograaf Fritz Kahlenberg en verzetsman Tonny van Renterghem. Doel was om de bezetting inclusief de bijbehorende excessen zo goed mogelijk te documenteren met beeld. Ondanks een voortdurend gebrek aan materiaal en voorzieningen lukte het aardig om het verzet en de geallieerden te voorzien van foto’s van onder meer Duitse soldaten, arrestaties en de gevolgen van de Hongerwinter. Tal van fotografen, die naam hadden of die later naam maakten, spanden zich in voor De Ondergedoken Camera, onder anderen Cas Oorthuys, Bert Haanstra, Emmy Andriesse en Krijn Taconis (sommigen van hen zouden later op 7 mei 1945 ook de dramatische gebeurtenissen op de Dam fotograferen). Meestal moesten ze hun artistieke kwaliteiten ondergeschikt maken aan de documentaire waarde van hun werk. Veel gebeurde bovendien in het geniep. Met camera’s verborgen onder jassen of in tassen kon aan compositie of uitsnede niet de gebruikelijke aandacht worden besteed. Duitse militairen hadden zelf ook vaak fototoestellen bij zich. ‘Die Front knipst… die Heimat freut sich’, luidde de leus waarmee een fotomerk adverteerde. De bezetters in Nederland legden wel hun slachtoffers en de verwoestingen als gevolg van de meidagen van 1940 vast, maar in verhouding met hun collega’s aan het Oostfront vereeuwigden ze veel minder gruwelijkheden.
Veel liever fotografeerden ze toeristische uitstapjes en gezellige onderonsjes met andere soldaten en met de Nederlanders. De legerleiding stimuleerde ook het maken van dat soort kiekjes. Die droegen bij aan het moreel. In 1941 werd zelfs een fotowedstrijd uitgeschreven: ‘Der Soldat in Holland’. Misschien wel het meest gebruikte beeld uit de Nederlandse oorlogsjaren was bewegend: Rudolf Breslauer, een Joodse gedetineerde, filmde op 19 mei 1944 in Westerbork in opdracht van kampcommandant Albert Gemmeker het vertrek van gevangenen naar Auschwitz-Birkenau. Toen een hond langsliep, stak het negenjarige Sinti-meisje Settela Steinbach nog een keer haar hoofd tussen de deuren van de goederenwagon. Het fragment zou worden gebruikt in ontelbare documentaires over de kampen, ook buitenlandse. De bezetter legde beroeps- en amateurfotografen aanvankelijk weinig in de weg. Maar net als op andere gebieden traden de Duitsers na verloop van tijd steeds strenger op. Het begon voorjaar 1941 met een verbod op foto’s van Joden en van ‘de vroegere koninklijke familie’. Daarna werden steeds meer onderwerpen ongewenst verklaard en moest voor meer en meer zaken vooraf toestemming worden gevraagd. Op 20 november 1944 – het zuiden van Nederland was al bevrijd, het westen ging nog de meest moeizame periode van de bezetting tegemoet – vaardigde Hanns Albin Rauter, de hoogste vertegenwoordiger van de SS in Nederland, een verordeninguit die aan alle uitzonderingen en voorwaarden een einde maakte: ‘Het fotografeeren, filmen, teekenen, alsmede het op eenigerlei wijze afbeelden van personen en zaken, welke zich buiten de persoonlijke ruimte bevinden, is verboden.’ Van der Randens foto’s van de 7de mei 1945 verschenen pas twee jaar later in de Katholieke Illustratie. Dat had te maken met zijn oorlogsverleden. Van der Randen was niet alleen lid geweest van de verzetsgroep De Verborgen Camera. In mei 1941 werd journalisten en fotografen, die wilden blijven publiceren, opgedragen om lid te worden van het pro-Duitse Nederlandse Verbond van Journalisten. Een deel van hen maakte de principiële keus om daarvan af te zien. Anderen, onder wie Van der Randen, waren bang om zonder inkomsten te komen zitten en gehoorzaamden. Heel veel werk leverde het Van der Randen in het verdere verloop van de oorlog overigens niet op. Na de Bevrijding kwam het lidmaatschap hem wel te staan op een tijdelijk publicatieverbod.
TEKST: Paul van der Steen