Ingezonden door J.G. Salm aan Oud-Amsterdammer:
februari 2014
Ik was net 3 jaar geworden en mijn moeder wilde graag de Canadezen zien. Mijn vader wilde niet mee.
Ze was samen met een oude buurvrouw die hier ook getuige van wilde zijn en ik zat in de klapwagen.
Op de Dam was het overvol en wij stonden op de Dam ergens ter hoogte van Nieuwendijk en Damrak en we hebben daar naar mijn idee heel lang gestaan.
Op een gegeven moment werd er geschreeuwd dat de Canadezen niet zouden komen want ze werden tegengehouden door de Duitsers bij de Berlagebrug, zei men.
Het werd toen heel onrustig en opeens gingen bij de Groote Club de ramen en deuren open en verschenen er mensen voor de ramen.
Plotseling was er een salvo van geweerschoten en een enorme paniek volgde, iedereen viel op straat.
Ik weet nog heel goed dat er een jongeman over mij heel viel, zijn hele gezicht bloedde en bloed stroomde ook uit zijn oren en mond en ze bleven maar schieten. Toen was er een oudere man die mij onder de jongeman vandaan trok, maar mijn moeder gilde: “Hier met mijn kind”!
Ik weet niet hoe, maar we zijn in Hotel-Restaurant De Roode Leeuw terechtgekomen, daar hebben we, met meer mensen, heel lang onder het biljart gezeten. Iedereen was doodsbang, want ook daar werd naar binnen geschoten.
‘s-Avonds om 7 uur mochten we eindelijk weg. Er was een man met een paard en wagen en voor 25 gulden per persoon bracht hij ons en enkele anderen, naar de Berlagebrug. Daar moest ieder eraf en mijn moeder heeft me toen naar huis in de Vrolikstraat gedragen, want de klapwagen was in de paniek verdwenen.
Daar kwam de buurvrouw later mee aanlopen.
Volgens de berichten van toen waren er 46 doden.
In de Zuiderkerk lagen enkele dagen later de gevonden voorwerpen die op de Dam waren achtergebleven.
Mijn moeder was een schoen kwijt, maar deze is nooit gevonden.
Ik weet dit allemaal nog heel erg goed al was ik nog maar klein en ik ben dit vreselijke voorval nooit vergeten.
Ik ga nog steeds niet in grote menigte staan en loop maar liever om.