Als oud-Amsterdammer van 84 jaar oud bewaar ik nare herinneringen aan het schietincident op de Dam op 7 mei 1945. Het is mijn verhaal zoals ik het heb beleefd. Op die bewuste dag was ik als 14 jarige jongen lopend vanaf Sloterdijk op klompen met een hongerig gevoel samen met vrienden naar de Dam gelopen. Want het gerucht ging dat onze Canadese bevrijders in aantocht waren en om die reden ging ik er heen om ze te verwelkomen. Het waren enkel maar geruchten waarop je afging. Er was geen radio, geen kranten helemaal niets. Het nieuws dat er was werd verspreid door middel van vlugschriften zoals de Waarheid, Vrije Volk, het Parool etc. Amsterdam was op 5 mei 1945 vrij maar nog steeds bezet gebied. Je voelde je nog helemaal niet bevrijd. Overal zag je die gehate bezetter. Duitse soldaten in grauwe uniformen door de straten lopen of op gejatte fietsen en gestolen vrachtwagens patrouilleren. Gade geslagen door angstige hongerige nerveuze mensen. Bang dat er weer iets ergs en onverwachts kon gebeuren vooral als de grune polizei verscheen. Die waren zeer gemeen en wreed. Onze straten waren geheel vervuild en de putten puilden uit of waren overvol met allerlei troep en er hing een afschuwelijk ontbindende stank van kadavers en ander afval. Ook waren er veel lege en geplunderde huizen, deze waren gedeeltelijk gesloopt en van hun houtwerk ontdaan om opgestookt te worden in kachels en noodkacheltjes.
Op de Dam aangekomen stonden er voor het hotel restaurant de Grote Club Spaanse ruiters en andere versperringen opgesteld. Achter deze versperringen stonden jonge Duitse soldaten van de kriegsmarine voor de ingang van de Grote Club op wacht met het geweer in de aanslag. Een groot contingent Duitsers was eerder die dag de Grote Club binnen gegaan om de komende gebeurtenissen daar af te wachten. Intussen zag je grote groepen mensen en kinderen die vrolijk en uitzinnig van vreugde voor de afrastering plaats namen en verwensingen uiten. De gekwelde burgers waren naar de Dam gekomen om toch maar niets te hoeven missen van de op handen zijnde Bevrijding festiviteiten. Het liep echter anders. Midden op de Dam stond en speelde een draaiorgel ik meen van Perlee leuke melodieën. Ook vanaf de richting Nieuwe kerk werd het steeds drukker en er verzamelde men zich voor het Koninklijk Paleis veel mensen. Ook waren er leden van de Binnenlandse strijdkrachten in hun blauwe overalls die politietaken uitvoerden en met stenguns in de aanslag de boel in de gaten hielden om ons te beschermen en zich daarom tussen de menigte mengden. Jeugdbewegingen mochten weer op straat, zoals de Padvinderij en Verkenners in uniform verleenden ook zij hand en spandiensten voor diegene die onwel werden.
De Duitsers voelde steeds meer het onbehagen en de veelzeggende gebaren bij de bevolking die lieten openlijk blijken dat zij wraak wilden nemen voor het leed dat zij hadden ondergaan. Op de hoek Nieuwendijk en Dam was een rekrutering centrum van de waffen SS gevestigd met veel glas en affiches. Om toch maar niets te hoeven missen klommen veel jongeren langs de pui omhoog en namen plaats bovenop de glazen uitbouw om toch maar boven de menigte uit te kunnen kijken. Het gejoel van de mensen was ook daar duidelijk aanwezig.
Het zal zo rond het middaguur zijn geweest dat de balkondeuren van de Grote Club geopend werden en er ergens onheil viel te bespeuren. Op dat moment stond ik tussen de menigte voor het Koninklijk Paleis en viel er ergens vandaan een geweerschot. De menigte verstilde. Mijn blik richtte zich direct op de eerste verdieping van de grote Club waarop een mitrailleur en helmen zichtbaar waren. Plotseling werd er vandaar uit gericht op de mensenmenigte geschoten. Geheel in paniek geraakt rende ik vallend en struikelend over mensenmassa’s weg. De menigte vloog uiteen. Het afschuwelijke snerpende geluid van inslaande kogels op de keien en de om zich heen trappend van getroffen en geschreeuw van vallende mensen. Overal om mij heen was gekerm. Het was afschuwelijk. Ik dook over mensen richting draaiorgel en viel tenslotte over mensen die verspreid achter het orgel dekking hadden gezocht. Ik hoorde om mij heen veel gekreun van mensen die door kogels waren getroffen. Ook zag ik diegene die dodelijk getroffen waren en onbeweeglijk op de keien lagen. Toen werd het ineens stil, Doodstil. Ik had toen nog geen benul dat ik op blote voeten liep.
Ik zag ook nog dat de hele glazen pui met luid geraas omlaag kwam van het recruteringsgebouw van de SS . Ik heb nog enige tijd achter het orgel gelegen. Het orgel is uiteindelijk mijn redding geweest. Ik ben richting langs de Bijenkorf naar de Warmoesstraat gelopen of gestrompeld. Ik was heel erg alleen. Ik ben richting Centraal Station en steegjes in de Jordaan terecht gekomen. Helaas weet ik niet meer precies waar en wie die vrouw was die mij hulp bood, maar er werd een raam opengeschoven en een vrouw verscheen en vroeg in onvervalst Jordanees waar ik vandaan kwam en haalde mij naar binnen. Ze had medelijden met me. Het was mijn eerste contact na die schietpartij. Mijn voeten waren kapot en bebloed. Na het een en ander te hebben verteld haalde zij een paar oude en deels versleten gympies van haar in de Hongerwinter overleden zoon te voorschijn en gaf deze aan mij nadat ze mijn voeten had verzorgd. Dat is voor mij een onvergetelijk gebeurtenis. Vandaar uit ben ik weer lopend op de gekregen gympies naar mijn ouderlijk huis gelopen. Ik moet er vaak aan terug denken vooral als ik over de Dam loop en mezelf gelukkig prijs dat ik nog leef. Thuis gekomen kreeg ik eerst nog op mijn donder omdat ik stiekem zonder hun voorkennis naar de Dam was geweest en het ergste van alles was dat mijn klompen weg waren. Enkele weken nadien kwam er een bericht dat ik mijn klompen op kon halen bij gevonden voorwerpen in de Bijenkorf. Pas toen ontdekte ik dat ze gebarsten waren. Het zijn toch een deel van mijn na-oorlogse herinneringen die totaal anders liepen. Maar gelukkig, ik leef nog en kan het navertellen. Ik denk er nog dikwijls aan.
Piet Boon, binnengekomen via krant de Oud Amsterdammer
Januari 2014