Operatie Three Castles, 7 mei 1945
De grootste vergeten actie van de Binnenlandse Strijdkrachten*
Norbert-Jan Nuij
Bij een poging om enkele Duitse militairen te ontwapenen valt een schot. Even later breekt de hel los. Dit verhaal wordt vaker genoemd als mogelijke aanleiding voor de schietpartij op de Dam. Wat speelde zich af achter het Koninklijk Paleis?
Najaar 1944 verenigen de belangrijkste drie verzetsorganisaties (LO/LKP-Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers/Landelijke Knokploegen, OD-Ordedienst en RVV-Raad van Verzet) zich in de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (NBS of BS). Het plan is een ondergronds leger te mobiliseren dat klaarstaat om een rol te spelen bij de bevrijding van Nederland. In de praktijk blijkt het een enorm lastige opgave om de verschillende overtuigingen en werkwijzen van de verzetsgroepen tot een effectief samenwerkingsverband te smeden. In Amsterdam is de aangewezen BS-commandant van het zogenaamde ‘Strijdende Gedeelte’ reserve-majoor Carel Frederik Overhoff (schuilnaam: Knecht).
Omdat het verzet over informatie beschikt dat Duitse troepen tijdens de eindstrijd nog grote vernielingen zullen aanrichten, worden er eind 1944 plannen gemaakt om belangrijke locaties en gebouwen in de stad veilig te stellen, zoals elektriciteitscentrales en treinstations. In het centrum gaat het om het Koninklijk Paleis op de Dam en enkele daarachter gelegen gebouwen: Telefooncentrale 4 (Centrale Noord) op de hoek van de Spuistraat en Raadhuisstraat, het neogotische Hoofdpostkantoor/telegraafkantoor (nu: Magna Plaza) aan de Nieuwezijds Voorburgwal en het naastgelegen Geldkantoor. Dit laatste massieve, kubistische gebouw (nu: Albert Heijn en hotel W Amsterdam) is vooral van belang als telefooncentrale voor internationale verbindingen. De drie gebouwen achter het Paleis zouden door de Duitsers zijn ondermijnd. Overhoff schrijft in zijn Oorlogsherinneringen: ‘Het belangrijkste was het geldkantoor omdat daar op de eerste verdieping de telefoonverbindingen met het gehele buitenland beginnen. De Duitsers hadden springladingen aangebracht. Het behoud was van het uiterste belang. Derhalve was de bezetting van het complex aan een speciale afdeling opgedragen, ressorterende rechtstreeks onder mij. Het was de RVV aan wie dit was opgedragen.’ [1]
De RVV is dus verantwoordelijk voor de Three Castles, de codenaam voor deze drie (eigenlijk vier) gebouwen – vernoemd naar een bekend sigarettenmerk uit die tijd. De formeel aan Overhoff ondergeschikte RVV-commandant van Amsterdam is de communist en oud-Spanjestrijder Max Meijer (1908-1976), maar of hij, of Overhoff, de onwaarschijnlijke leider van Three Castles heeft aangewezen is onduidelijk.
Het is de 37-jarige dr. H.A.L. (Heinz) Trampusch, een Oostenrijkse bioloog. In 1936 is hij vanwege zijn gemengde huwelijk met de Joodse Alice Badian zijn baan aan de universiteit van Bonn kwijtgeraakt. Hij vertrekt naar Amsterdam, waar hij bij de medische faculteit aan de UvA als volontair aan de slag gaat. Na de Anschluss van Oostenrijk besluit de socialistische Trampusch in Nederland te blijven en laat zijn vrouw overkomen. Tijdens de bezetting is hij betrokken bij clandestien onderwijs en helpt hij Joodse kinderen onderduiken. In de winter van ‘44-‘45 komt er onder Trampusch’ (schuilnaam Jankees) leiding een RVV-Studentencompagnie die uiteindelijk deel zal gaan uitmaken van Three Castles. Nadat Trampusch is aangewezen als algemeen leider van de operatie, krijgt medicijnenstudent Samuel Albert (Boet) de Lange het commando over de Studentencompagnie. De Lange is na de dood van Gerrit van der Veen een van de leidende figuren van de Persoonsbewijzencentrale en werkt samen met Herman Sandberg (van 1961 tot 1981 hoofdredacteur van Het Parool).
Het bonte ‘bataljon’ bestaat verder uit verzetsmensen van de Persoonsbewijzencentrale (PBC), andere studenten, RVV’ers, mensen uit het kunstenaarsverzet en een Groep Politie (ca. 50 man) van met name Bureau Warmoesstraat, maar ook bij het verzet aangesloten Joden en minimaal één Duitse deserteur. Op 5 en 6 mei verzamelen de verschillende groepen zich zo onopvallend mogelijk in het gebouw van papierfabriek Van Gelder (Singel 236) – in totaal een kleine 300 man, inclusief koeriersters.
Bezetting Geldkantoor
Als op 7 mei rond 15:00 uur Duitse manschappen vanuit De Groote Club het vuur openen is operatie Three Castles in volle gang. Het Hoofdpostkantoor en Geldkantoor (ook wel aangeduid als Girokantoor) zijn omsingeld en ingenomen. De Duitse bezetting wordt via de achteringang het Paleis binnengebracht, dat al enkele dagen eerder in het geheim bezet is.
Waarom Trampusch toch tot actie overgaat, terwijl de Duitsers twee dagen eerder gecapituleerd hebben, is niet duidelijk. Is het omdat de bezetter nog bewapend is en – naar verluidt – het Geldkantoor door SS’ers bewaakt wordt? Was de aankomst van de Britse verkenningseenheid een sein om in actie te komen, of juist het uitblijven van de Canadese hoofdmacht daarna? Een directe aanleiding om in actie te komen geeft hij echter niet, maar in een interview met Vrij Nederland [28 maart 1981] zegt Trampusch: ‘De algehele verwarring van de wapenstilstand leidde er de volgende ochtend toe dat bevelen niet meer doorkwamen. Daarom moest ik op eigen gezag het moment van de actie bepalen.’
Zeer tegen de zin van BS-districtscommandant Centrum Petrus J.M. van der Reijden, viel Three Castles buiten zijn gezag. In 1951 schrijft hij: ‘Zéér verwonderlijk was, dat midden in mijn district de z.g. 3 gebouwen (Post- & Geldkantoor e.d. niet onder mij geplaatst waren, maar op eis van het RVV zelfstandig werd gelaten. Ik heb herhaaldelijk gewaarschuwd. Het was een dilettantengezelschap met telkens een andere commandant.’ [2]
Volgens Trampusch’ verhaal in Vrij Nederland verloopt de bezetting van het Geldkantoor vlekkeloos en zonder incidenten. De bevelvoerende officier wilde praten en was toevallig ook Oostenrijker. Trampusch: ‘Hij vroeg: “Wo kommen Sie denn her?” Hij bleek chef van het postagentschap in Krems aan de Donau en had maar één verlangen: zo snel mogelijk naar huis.’ Sectiecommandant van de Groep Politie, brigadier J.J. van Leusden beschrijft in zijn rapport hoe hij zijn groep na inname van het Geldkantoor (circa 15:00 uur) de Duitse bezetting naar het Paleis afvoert. Intussen worden achter het Paleis ook andere Duitse militairen op straat aangehouden en naar het Paleis gebracht.
Rond drie uur ziet getuige J.M. Smulders hoe manschappen van de BS ‘bijna allen in politie-uniform met helm’ een Duitse legerauto aanhouden tussen Paleis en Hoofdpostkantoor. De twee inzittenden worden afgevoerd naar de achteringang van het Paleis. Vervolgens ziet hij hoe een marinesoldaat wordt opgebracht, maar weer uit de achteringang van het Paleis naar buiten stormt. Er vallen schoten en hij wordt weer ingerekend. [3]
Op een bekende foto staan twee Duitse militairen met de handen omhoog op de hoek van de Paleisstraat en Spuistraat. Hierbij zou na verzet één van de twee zijn neergeschoten, waarop de militairen vanuit de Groote Club het vuur openen. Zelfs vanaf het dak van de Groote Club is het maar zeer de vraag of die aanhouding te zien was. Bovendien tonen filmbeelden aan dat deze militairen ongedeerd worden afgevoerd. Greet Radier, die werkte voor de schuin tegenovergelegen Kasvereniging, zag het volgende: ‘We stonden met vele anderen op de stoep voor ons gebouw en daar zagen we voor bakker Lelieveld twee Duitsers staan, de ene had zijn handen al omhoog en de tweede stak ze net omhoog, toen ik ’t zag. ’t Was een Grüne! Dat vond ik een prachtgezicht! Ze hadden geloof ik dat huis in willen vluchten, ik zag tenminste even later een politieman op het dak klauteren, maar hij kwam later beneden met twee pakken bij zich en de Duitsers moesten mee! Toen die Grüne zijn handen omhoog stak, ging er weer een gejuich op! Maar toen we nog even stonden te kijken, klonken er opeens een paar knallen in de richting van de Groote Club en de mensen kwam daarvandaan de Paleisstraat inhollen. En weer klonken schoten en wij gingen maar gauw de Spuistraat in naar de fietsenstalling onder het geknal van nog meerdere schoten. De illegalen joegen de mensen ook weg, verder de Spuistraat in.’ Later hoorde Radier van collega Jo Zuurendonk wat er gebeurd was: ‘Ze had vlak vooraan gestaan op de Dam vlak bij de Groote Club en zij heeft gezien, dat een marinesoldaat of officier gelast werd door één van de BS om zijn geweer af te geven, dit wilde hij niet en hij begon op de mensen te schieten, en toen schoten de BS’ers terug, die marinier zakte in elkaar, maar er werd toen veel meer geschoten, en veel burgers werden getroffen. Het was ontzettend! Ik denk zo dat de Duitsers ten eerste geprikkeld waren door de houding van ’t publiek en ten tweede zou ik denken, dat de illegalen eigenlijk niet het recht hadden de Duitsers te ontwapenen; dit hadden ze aan de Canadezen moeten overlaten, maar die jongens zijn er natuurlijk op gebrand om dat zaakje op te knappen.” [4]
Neergeschoten
Ook volgens politieman Henk Evers, die vanwege Three Castles met zijn groep via de Nieuwezijds Voorburgwal op weg is naar de Spuistraat (waarbij ze onderweg Duitsers aanhouden, hun wapens afnemen en naar het Paleis brengen), was het schieten vanuit de Groote Club ‘een reactie omdat een al te actief lid van de BS had geprobeerd hen te ontwapenen’. Actief is ook Evers eigen groep: ‘Achter het Paleis kwamen we op een gegeven moment twee lui van de Kriegsmarine tegen. Ze droegen machinepistolen op de rug en maakten aanstalten om die te gebruiken. Rein Hankel, een lid van onze groep, pakte zijn wapen en maaide die twee neer.’ [5]
En zo zijn er meerdere getuigenverhalen waarbij sprake is van hetzelfde of soortgelijke incidenten, waarbij Duitse militairen worden neergeschoten.
Jan Pols zegt in 2004 dat, nadat er Duitsers waren afgevoerd naar het Paleis, een marineman op de fiets kwam aangereden, met een Mauser-machinepistool op zijn borst. Hij werd in zijn been geschoten voordat hij zelf kon schieten. Eerder, in 1992, verklaarde G.M.F. Theuwkens in NRC [19 mei 1992] hetzelfde gezien te hebben: ‘Ik stond niet ver van de Groote Club toen er midden in het gewoel een Duitse marineman, bewapend met een machinepistool op de fiets kwam aanrijden. Hij werd aangehouden en men trachtte hem te ontwapenen. Hij stapte af en met zijn wapen in de aanslag, klaar om te schieten. Voordat het echter tot een schietpartij kwam werd de marineman door een Amsterdamse politieagent in zijn been geschoten.’ Dit verhaal is al te lezen in de Volkskrant van 8 mei 1945, maar in die versie is het een van de twee Duitsers die het eerste schot lost.
In De Waarheid van 8 mei staat een andere variant: ‘Omstreeks 3 uur worden in de Paleisstraat een tweetal SS-officieren door leden van de BS ontwapend. Met de handen in de hoogte werden zij onder gejoel en gejuich, naar de Paleiswacht overgebracht. Drie soldaten, die uit de richting Rozengracht kwamen werden eveneens gesommeerd hun wapens af te geven. In plaats van aan dit bevel te gehoorzamen deden zij een poging, de beide SS-officieren te ontzetten. Een van hen schoot op een lid van de BS, die echter sneller was dan hij en met een schot uit zijn revolver den man zodanig verwondde, dat hij buiten gevecht was gesteld.’ Mogelijk gaat het hier om meerdere incidenten die zich gelijktijdig en in dezelfde omgeving afspeelden. Dat zou betekenen dat er niet één maar meerdere Duitse militairen werden neergeschoten voordat het vuur vanuit de Groote Club werd geopend.
Volgens sommige getuigen ging het er hardhandig aan toe bij de aanhoudingen achter het Paleis. ‘Daar rukten de BS alles wat een Duits uniform droeg de wapens en ordetekens hardhandig van het lijf. Ze trapten de Duitsers letterlijk het Paleis in onder het gejouw van het publiek.’ [6] Ook Gerard Schulte zag dit als 15-jarige jongen: ‘De militairen werden onder gejoel en gejuich van de omstanders door de BS het Paleis in geschopt en geslagen. Vanuit de Groote Club hebben militairen dat kunnen waarnemen en mogelijk is dat de aanleiding geweest van de direct daaropvolgende schietpartij.’ [7]
Volgens brigadier Van Leusden verliep het afvoeren van de Duitse bezetting van het Geldkantoor naar het Paleis zonder incidenten. Wel werden twee Duitsers weer vrijgelaten ‘omdat zij voor de eigen voedselvoorziening moesten zorgen’, en zag Van Leusden ‘dat zij zich naar de Groote Club op de Dam begaven. Kort daarop kwam een viertal leden van de Kriegsmarine uit het doodlopende steegje, dat achter de Groote Club uitkomt op de Nieuwezijds Voorburgwal tevoorschijn en wierpen handgranaten in de richting van het Geldkantoor, terwijl tevens in dezelfde richting werd geschoten, zowel op het aanwezige publiek als op leden van de NBS.’ [8]
Ook volgens een andere getuige, mevrouw Jansen, gaat het mis bij de achteringang van de Groote Club. ‘Daar nam een meisje afscheid van een Duitse marinier. Dat werd gezien door BS’ers en gingen naar dat meisje toe om haar te pakken. Toen begon die Duitser te schieten en werd er door BS’ers vanaf het Geldkantoor geschoten. Wij terug naar de Dam, maar werden in de Paleisstraat tegengehouden door een winkelier. Daar moesten we naar binnen, want ze waren op de Dam vanuit de Groote Club ook aan het schieten. [9]
Terwijl de samengestroomde menigte achter het Paleis, net als op de Dam alle kanten uit vlucht, raakt de BS met de Kriegsmarine in de Groote Club en andere losse Duitse eenheden in een wilde schietpartij verwikkeld.
Vanaf het dak en vanachter de ramen van de Groote Club bestrijken de Duitse lopen het grootste deel van de Dam en de toegangswegen van het plein. De toegangswegen zelf zijn echter in handen van de BS. Ondanks hun strategische positie zijn de Duitsers volledig omsingeld na de overname van het Geldkantoor en Hoofdpostkantoor. Het Kriegsmarine-steunpunt wordt vanaf de Nieuwezijds Voorburgwal, het Paleis, achterliggende gebouwen en daken (waarschijnlijk ook vanaf het hoge Telegraaf-gebouw (Nieuwezijds Voorburgwal 225) en in mindere mate vanaf de noordzijde van de Dam onder vuur genomen. Mogelijk zijn er nog enige Duitse sluipschutters actief vanaf het dak van het Geldkantoor of vanuit het SS-wervingsgebouw op de hoek Dam-Nieuwendijk en enkele andere gebouwen. Achter het Paleis lopen enkele Duitse tegenstoten vast. Twee militaire vrachtwagens die vanuit de Raadhuisstraat in volle vaart op het tumult afkomen, komen op brug nr. 8 over het Singel in een kruisvuur terecht en stranden tegen de achterhoek van het Geldkantoor. Ook bij het Hoofdpostkantoor rijden enkele Duitse vrachtwagens met militairen zich vast. De manschappen verschansen zich in huizen aan de Nieuwezijds Voorburgwal. Later komt er daar nog enige Duitse versterking van een groep wielrijders (20 à 30 man), maar die kan de ontstane patstelling ook niet doorbreken.
Einde gevecht
Zoals er over aanleiding en aanvang van de schietpartij verschillende verhalen en theorieën bestaan, zijn er ook meerdere over de beëindiging van het vuurgevecht. Het meest gangbare verhaal is het rapport van Overhoff waarin hij beschrijft hoe hij direct na het begin van de schietpartij naar de Ortskommandantur aan het Museumplein gaat om hulp te halen. Ortskommandant, overste (Oberstleutnant) Hans Alfred Oskar Schröder stuurt zijn Hauptmann Feldgendarmerie Bergmann – die foetert: ‘Das ist natürlich wieder die verdammte Marine, welch eine Schweinerei’ – mee op Overhoffs motor met zijspan, met achter het stuur wachtmeester Jan de Jongh. Aangekomen op de Dam gaan Overhoff en Bergmann de Groote Club in en herstellen de rust en orde. Vervolgens slagen zij er ook in hun manschappen achter het Paleis het vuren te doen staken. Ten slotte gaan ze per zijspan richting Centraal Station, waar ook een vuurgevecht is losgebarsten, en weten ze ook daar de strijd te beëindigen – Waarbij De Jongh bij het Victoriahotel tegenover het CS nog dodelijk wordt getroffen. Voor zijn moedige optreden krijgt Overhoff in 1947 de Militaire Willems-Orde. [10]
Trampusch en verschillende mensen uit de Three Castles-gelederen claimen dat zij de Groote Club op de knieën hebben gedwongen met een bazooka, een buisvormige raketwerper. Naar eigen zeggen belt Trampusch met de commandant van de Groote Club Oberleutnant Claasse(n). Na enkele dreigementen over en weer richt politieman George Lodewijks de bazooka vanaf een dakraam van het Paleis op de Groote Club. Bij de eerste granaat weigert het antitankwapen dienst, maar de tweede vliegt door een open raam naar binnen en ontploft, waarbij de glazen portiersloge uit elkaar geknald zou zijn. Hierop zou de geschrokken Kriegsmarine-eenheid zich gewonnen hebben gegeven. Volgens P. Sickinghe, intendant (paleishoofd) was opzichter Adriaan Perfors, die tijdens de bezetting met zijn gezin in het Paleis op de Dam woonde, getuige. Drie weken voor de capitulatie hadden 35 man van de Groep Politie in het diepste geheim intrek genomen in het Paleis als voorbereiding op operatie Three Castles. Deze eenheid ‘had vanuit het Paleis – in tegenwoordigheid van opzichter Perfors – gevuurd.’ [11] Perfors’ dochter Willemijn hoorde als kind het verhaal dat de Duitsers zich overgaven omdat de Groote Club vol lag met munitie en wapens. Trampusch zei hierover in 1981: ‘Als een granaat zo’n landmijn had geraakt dan was het een massale hemelvaart geworden. Dan was de Groote Club in zijn geheel de lucht in gevlogen.’
Ook districtscommandant Van der Reijden was betrokken bij het staakt-het-vuren, althans volgens zijn verslag uit 1951. Hij zou Hafenkommandant Fregattenkapitän Alexander Stein gebeld hebben, die op zijn beurt Claase(n), de commandant van de marine-eenheid in de Groote Club, al had opgedragen in te grijpen. Nadat het op de Dam weer relatief rustig was stuurde Van der Reijden zijn adjudant Vos op pad om de oplaaiende vuurgevechten achter het Paleis te stoppen. Vos beschrijft in zijn rapport hoe hij met Claase(n) op de Spuistraat en de Nieuwezijds Voorburgwal Duitsers, de BS en nog aanwezige burgers met luide stem opriep het vuren te staken.
Capitulatievoorwaarden
Hoewel het bijna niet meer is vast te stellen wat de exacte aanleiding van de schietpartij geweest is, valt er moeilijk aan een direct verband met operatie Three Castles te ontkomen. Indirect valt dat ook op te maken uit de tekst op het herdenkingscertificaat dat achteraf speciaal voor de leden van Three Castles werd gedrukt: ‘Na de capitulatie der bezetting van West-Nederland kwam op 7 mei het bevel tot overname van het Geldkantoor en dit was voor de Duitse mariniers in de Groote Club aanleiding om het vuur te openen op de feestvierende menigte op de Dam’.
N.C. Vos, adjudant van districtscommandant Van der Reijden, schrijft in zijn rapport van 20 mei dat hij de Duitse commandant van de Groote Club had gebeld tijdens de schietpartij en gevraagd ‘wat dit alles betekende’. Volgens Vos antwoordde hij: ‘Dat leden van de BS plotseling het Geldkantoor hadden bestormd en de Duitse bezetting overrompeld. Bovendien waren er schoten afgegeven op de Groote Club. Aangezien hij volgens de capitulatievoorwaarden verplicht was de door Duitsers bezette percelen ongeschonden over te geven aan de Canadezen, was ook van Duitse zijde het vuur geopend.’ [12]
Volgens dezelfde capitulatievoorwaarden zouden Duitse militairen ná aankomst van de geallieerden worden ontwapend. SD, SS, Grüne Polizei en Landwacht door de Wehrmacht zelf. Daarnaast had Overhoff in een ontmoeting op 6 mei met de Duitse stadscommandant Schröder afgesproken dat de Duitse eenheden op hun plek zouden blijven en, zo nodig, alleen ongewapend op pad mochten. [13] Dat zou verklaren waarom BS’ers die op 7 mei nog gewapende Duitse militairen op straat tegenkwamen concludeerden dat ze eigenmachtig mochten optreden. En hoewel de BS formeel de handen waren gebonden, stond in het bevel van Henri Koot, de hoogste Commandant Binnenlandse Strijdkrachten (CBS), van 6 mei (23:00 uur) de volgende passage: ‘Indien individuele Duitsers of groepjes van Duitsers nog vernielingen aanrichten of voornemens zijn zulks te doen, of terroriseren of trachten zulks te doen, zullen de BS zolang de geallieerden nog niet ter plaatse zijn, zo mogelijk zelfstandig op de oude geheime wijze daartegen optreden.’ [14]
Achteraf is het eenvoudig vast te stellen dat als de BS op 7 mei binnen waren gebleven, de stad een zinloze schietpartij met veel slachtoffers bespaard was gebleven. Achteraf kun je evengoed stellen dat dit haast een onmogelijke opgave was voor het verzet, op een moment dat de Duitse bezetter zich al overgegeven had maar nog wel de hoofdstad controleerde. Op 7 mei vormde voor de Amsterdamse BS de verwachte komst van de Canadezen het startsein om in actie te komen. Daarbij was het negeren van de officiële richtlijn om ongewapend naar buiten te treden – voor aankomst van de geallieerden – en niet te ontwapenen eerder regel dan incident. Het optreden van de gehele BS in Amsterdam op 7 mei lijkt het meest op een uit de hand gelopen gecoördineerde actie van bovenaf. Volgens verslagen was de aanwezigheid van de BS bij het Centraal Station en op de Dam op bevel van hogerhand. Het komt ongeloofwaardig over dat Overhoff in zijn rapport en Oorlogsherinneringen doet voorkomen alsof de BS zich volledig gedeisd hielden tot de Duitsers gingen schieten. Het is erg onwaarschijnlijk dat deze acties en die van Three Castles (als direct verantwoordelijke) hem volledig ontgaan zijn. Waarschijnlijker is dat de BS niet alleen de belangrijke strategische ‘objecten’ veilig wilden stellen maar – misschien nog belangrijker – ook nazimisdadigers en collaborateurs inrekenen voordat ze nog konden vluchten. Extra wapens kwamen daarbij goed van pas, en de snelste manier om die te krijgen was het ontwapenen van Duitse militairen. Met de komst van de eerste geallieerden om ca. 12 uur waren de BS ontketend en leek de stad definitief bevrijd. Toen de kleine Britse verkenningseenheid zich weer terugtrok bij gebrek aan back up, was er geen weg terug meer voor de BS. Het getouwtrek tussen het voormalige verzet en de voormalige bezetters escaleerde vervolgens in schietpartijen op en rond de Dam, bij het Centraal Station en bij het Vondelpark ten koste van minstens 40 mensenlevens – grotendeels burgers. In de euforie na de bevrijding zat niemand te wachten op een domper en voelde het heel natuurlijk de Duitsers in de Groote Club eenzijdig de schuld te geven, en het eigen optreden te verbloemen of te verzwijgen. En zo werden de Duitse salvo’s op de menigte beeldbepalend en raakte operatie Three Castles volledig in vergetelheid.
Geheimhouding
Dat strikte geheimhouding binnen het verzet het verschil maakte tussen leven en dood, tussen slagen of falen, is een bekend gegeven. En voor veel verzetsmensen – en zeker ook de Three Castles-leden – bleef dit ook de levensles ná 1945. Onderling zagen ze elkaar op reünies, of werden vrienden voor het leven en woonden bij elkaar in de buurt, zoals in Laren en Blaricum. Maar voor de buitenwereld bleef het boek 40-45 grotendeels gesloten, zelfs hun kinderen wisten vaak niet of nauwelijks wat hun vader of moeder in de oorlog gedaan had. Pas in 1981 gaf Trampusch een eenmalig interview over Three Castles in Vrij Nederland.
Zonder de niet uitgereikte Three Castles-oorkondes met daarop naam, schuilnaam en groep (bijvoorbeeld RVV, groep I) en een aantal verzetsrapporten, verkregen via familie, waren de deelnemers van deze laatste grote verzetsactie grotendeels onbekend gebleven. Van veel PBC en RVV-deelnemers is zelfs geen BS-personeelsdossier aanwezig in het Nationaal Archief. Zo kon het gebeuren dat Eugene van Geest in 1980 aan zijn toenmalige ‘commandant’ De Lange (die inmiddels een gerespecteerd neurochirurg was in Rotterdam) om een verklaring van deelname moest vragen om zijn pensioen rond te krijgen. Desondanks geven de schaarse puzzelstukjes een interessant beeld van in ieder geval de belangrijke rol die de Persoonsbewijzencentrale heeft gespeeld op 7 mei. Drie van de belangrijkste leiders, Samuel de Lange, Herman Sandberg (van 1961-1981 hoofdredacteur van Het Parool) en Dick Reijneker, waren ingedeeld met andere PBC-leden in minstens drie groepen. Deze groepen waren in ieder geval betrokken bij de bezetting van het Geldkantoor en gevechten achter het Paleis, waar ook de later bekende ontwerper Friso Kramer (van o.a. de groene PTT-brievenbus) aan deelnam. Bijzonder genoeg waren nog meer naoorlogse bekende Amsterdammers verbonden aan Three Castles: Jeanne Roos (eerste tv-omroepster), Violette Cornelius (fotografe), Lex van Delden (componist) en Fred Brommet (modefotograaf). En ook opmerkelijk: dochter Jeltje van de kersverse burgemeester Feike de Boer zat ook bij Three Castles, als koerierster. [15]
* Dit artikel is een uitgebreide versie van het in Drama op de Dam – 7 mei 1945 (2017) gepubliceerde artikel ‘Operatie Three Castles. Aanleiding en einde van de schietpartij op de Dam, 7 mei 1945’ (p. 19-27). De belangrijkste toevoegingen zijn twee opmerkingen van Overhoff uit zijn Oorlogsherinneringen (noot 1 en 13), het niet eerder gepubliceerde dagboekverslag van Greet Radier (noot 4) en de laatste paragrafen ‘Geheimhouding’ en ‘Naschrift’.
Noten:
1. NIMH, Bevrijding van Nederland, 447, inv. nr. 83.
2. Nationaal Archief, BRIOP, 2.13.208, inv. nr. 2745.
3. Bool/Hekking, De Dam 7 mei, Amsterdam 1992, p.74.
4. Collectie Verzetsmuseum, objectnr. 17426 (Met dank aan Filip Bloem).
5. Cees Koring, Bureau Warmoesstraat, Den Haag 2000, p. 47-48.
6. Tilly Krone, tijdgeest.nl/herinnering/1372.
7. Het Parool, 13 mei 2013.
8. Nationaal Archief, 2.13.208 inv. nr. 2745.
9. NIOD, dossier Bevrijding Amsterdam, inv. nr. 249-1110.
10. Nationaal Archief, 2.13.208, inv. nr. 2745.
11. Trouw, 4 mei 2005.
12. Nationaal Archief, 2.13.208, inv. Nr. 2745.
13. NIMH, Bevrijding van Nederland, 447, inv. nr. 83.
14. G.J. Ojen, De Binnenlandse Strijdkrachten, Den Haag 1972, bijlage XXXIX, p. 924.
15. In Drama op de Dam – 7 mei 1945 wordt in het verhaal over verzetszussen Exalto ingezoomd op een interessante Three Castles-groep rond Ed Toussaint van Hove. Verder zijn in De geldjas van Max Nord van Harry van Wijnen (hoofdstukken 3, 4 en 7), nog interessante verzetsverhalen te vinden van leden van de Persoonsbewijzencentrale en Parool-kringen, die ook bij Three Castles betrokken waren; zoals Sandberg, De Lange, Kramer, Wim Bothe, Leendert van Geest, de broers Bart en Roelof van Tongeren en Peter de Bie.
Naschrift:
In Vrolijke, zwarte maandag van Auke Kok (Fosfor, 2014) is geen woord over Three Castles te vinden. Wel wordt als mogelijke aanleiding voor de schietpartij veel aandacht geschonken aan het kaalknippen van vrouwen die omgang met Duitsers hadden gehad en op de Dam werden rondgereden op een kar en ‘tentoongesteld’, besmeurd met rode menie. Dit soort tragische wraakacties hebben zeker plaatsgevonden en er zijn zelfs filmbeelden van. Toch is het vreemd waarom Auke Kok zo veel waarde hecht aan dit verhaal van Karel Marquenie. Het is verder in geen enkele andere getuigenverklaring of verslag, met betrekking tot de Dam en 7 mei, te vinden. Wél als het gaat om 8 mei. Zo heeft bijvoorbeeld Greet Radier het in haar dagboek over meisjes die werden kaalgeknipt op de Dam en Rozengracht. Bovendien is op de bewuste filmbeelden te zien dat het spreekgestoelte – waarop de ongelukkige vrouwen aan de menigte werden getoond – op een andere plek staat dan op het beeldmateriaal van 7 mei te zien is. Namelijk dichter bij het Paleis en dichter bij de Nieuwe Kerk. Dat de kriegsmarine ‘moffenmeiden’ te hulp wilde schieten (letterlijk) is al met al zeer onwaarschijnlijk.
Een tweede punt in Vrolijke, zwarte maandag is het beeld van een door volk en BS ernstig in het nauw gedrongen eenheid van oudere (gemiddeld 50 jaar) kriegsmarine-manschappen die graag naar huis wilden. Op de bestaande filmbeelden en foto’s (Blazer, Andriesse) van het in vrachtwagens afvoeren van de bezetting van de Groote Club zijn echter vooral opvallend jonge kerels te zien. En voor jonge kerels, grotendeels opgegroeid in Nazi-Duitsland, was de nederlaag vaak het moeilijkst te verteren.
Een laatste punt is dat Auke Kok en anderen de BS min of meer neerzetten als een stel vrijbuiters en opportunisten die zich vlak voor de bevrijding nog snel bij het verzet aansloten. En bovendien lak hadden aan de gemaakte capitulatieafspraken en er tuk op waren om op de valreep nog wat Duitsers neer te knallen. Deels waar wellicht, maar het Three Castles-bataljon bestond voor een belangrijk deel uit betrouwbare verzetsmensen met een lange staat van dienst, maar meestal zonder militaire ervaring inderdaad. Misschien dat Van der Reijden ze daarom een ‘dilettantengezelschap’ vond. Omdat hij en Overhoff – en nog een aantal BS-commandanten – wel een militaire achtergrond hadden, vaak als reserve-officier.
Mei 2015
Laatste aanpassing 1 mei 2022